Zodra je hebt gewonnen heb je verloren, zegt Martha tegen Honey. Ze is zojuist de bruine kroeg in gebulldozerd, Honey op sleeptouw achter haar aan. Hun echtgenoten George en Nick? Geen idee waar die zijn. Wat Martha betreft staan ze ergens te tongen in een steegje, zegt ze en gooit een pijltje richting dartbord. (meer…)
‘Die therapeut zei dat mijn trauma geen trauma was.’ In een kleine, troosteloze repetitieruimte met witte muren, vier brandmelders en een brandblusser, en verder slechts een tafel en een stoel, gooit Hanneke van der Paardt haar frustraties door de vierde wand het publiek in. ‘Ik geloof hem niet. Ik bepaal godverdomme zelf wel wat mijn trauma is en wat niet.’
Actrice en theatermaker Hanneke van der Paardt is in een theatergebouw in Jena, in een klein bovenkamertje waar ze probeert te werken, maar eigenlijk niet meer om zichzelf heen kan sturen. Zes jaar geleden werd ze van de een op de andere dag bang, en ze probeert wijs te worden over hoe ze daarmee om moet gaan, hoe ze er vanaf komt, hoe ze het een plek kan geven zónder het een plek te geven. Het een plek geven betekent namelijk dat ze haar angst accepteert als haar identiteit, en dat mag niet gebeuren.
Van der Paardt maakte en speelde Bang vorig jaar in Theaterhaus Jena, waar ze toen woonde en werkte. Nu volgt de Nederlandse première onder regie van Gillis Biesheuvel. In één vloeiende, vlijmscherpe en zorgvuldige monoloog neemt ze ons mee in die afgelopen zes jaar. Het ‘nu’ in Jena, maar ook de toneelschool, het studentenleven in Arnhem, het ouderlijk huis in Amsterdam, gesprekken met vrienden, en herinneringen aan familieleden komen voorbij.
Stukje bij beetje komen we meer te weten over de oorzaken van haar angst; een slechte MDMA-trip op haar negentiende, maar tussen de regels door ook benauwend veel overeenkomsten met de bipolaire en schizofrene ervaringen van haar oudere zus.
De lijst van dingen om bang voor te zijn en van te worden is eindeloos. Van der Paardt sprenkelt ze vakkundig door de monoloog heen. Ze ziet ogen in bloemstelen, ze hoort gefluister in liedjes, modellen op tijdschriftcovers staren haar aan. Soms gaat een dag vrijwel helemaal goed op één gesprek na, en dat gesprek is dan wat blijft hangen.
De bangheid – de angst vóór de angst die vervolgens werkelijkheid wordt – is zo alomvattend aanwezig in de tekst dat de analyse ervan ondergeschikt is aan de ervaring. Die ervaring duurt al zes jaar en houdt maar niet op. De vermoeidheid en uitzichtloosheid zijn haast tastbaar.
De angst die Van der Paardt beschrijft is geen quarter life crisis, al is daar wel een overlap mee te zien. Negentien tot vijfentwintig is zeker een leeftijdsfase waarin kleine en grote levensvragen aan je komen vreten. Wat als dit niet meer weggaat, wat als ik contactgestoord ben, wat als ik nooit meer de persoon word die ik vroeger was? Ondanks de specifieke ervaringen die Van der Paardt schetst, roept ze een breder gevoel van herkenning op.
Geen lichte kost dus, maar Van der Paardt heeft een geweldige controle over haar speelstijl en tekstbehandeling, die deze talige voorstelling naar een invoelbaar niveau tilt. Gedurende het gros van de voorstelling zit ze stil aan een klein tafeltje, haar handen fladderen alle kanten op, en ze leidt ons met standvastige, ijverige geestdrift door haar verhaal.
De tekst had geïmproviseerd kunnen zijn, zo eigen en vertrouwd ontvouwt de monoloog zich, met op de juiste momenten een grijns, een stemverheffing of een grap. Ook in spel voelt alles precies ‘vijfentwintig’: tikkeltje studentikoos en overmoedig en tegelijkertijd nihilistisch en existentieel. Betere ingrediënten voor een debuut kun je je haast niet wensen.
Foto’s: Joachim Dette