De zaal was bij deze voorstelling op gezette tijden even hectisch als wat zich op toneel afspeelde. Het voor het merendeel jeugdige publiek reageerde luidkeels op de energieke choreografie van de van oorsprong Burkinese choreograaf en zijn gezelschap van zeven dansers en een slagwerker met elektronica. C La Vie is hectisch en dat is precies waar de choreograaf op uit is. In de drukke opeenvolging van dansen, configuraties en acties wordt een beeld gecreëerd van de maatschappij waar de mensen op allerlei mogelijke manieren zoeken hoe ze zich tot elkaar moeten verhouden.


In zijn toelichting spreekt choreograaf Serge Aimé Coulibaly van ‘een openbaar plein’ dat hij heeft willen creëren en de voorstelling heeft inderdaad een appeal alsof je vanuit een raam op een tweede verdieping van een hotel naar buiten kijkt en het leven in een onbekende buitenlandse stad op een druk kruispunt aan je voorbij ziet trekken. De dansers staan her en der verspreid op het toneel met een rappe opeenvolging van kleine, tic-achtige gebaren te dansen. Naast de individuele acties ontstaan er gaandeweg ook interacties en na verloop van tijd vormt zich ook een cirkel die tegen de klok in beweegt, als een uitbarsting van collectief streven.

Tegen het achterdoek worden onscherpe zwart-witbeelden geprojecteerd die doen denken aan demonstraties, optochten, opstootjes, parades misschien, waardoor de hectiek van het geheel nog eens benadrukt wordt. Maar het meest bepalend in deze choreografie is toch de nimmer aflatende luide hartenklop van de muziek die de handeling onstuitbaar voort lijkt te stuwen, op het irritante af. Reeds tijdens de inloop is de percussionist bezig en speelt de muziek al net iets te luid. Gaandeweg wordt die streepje voor streepje luider gezet, en dat vormt een onmiskenbare stimulans voor het publiek om zich ook nadrukkelijker te manifesteren. De muziek van C La Vie lijkt de levensdrang te verklanken: dat wat op onverklaarbare wijze ons voortdrijft, doet handelen en onderlinge relaties doet aangaan.

De ontmoetingen op het toneel krioelen maar door, er is geen enkel moment tijd voor adempauze. Ook niet als de Ivoriaanse zangeres Dobet Gnahoré met haar krachtige stemgeluid het toneel neemt en een lied zingt. Ze eindigt met een lachstuip: de hectiek van het leven staat de humor of het plezier niet in de weg. Af en toe wordt er weer gezamenlijkheid gevonden en keert de cirkel terug, maar ook dan zijn er felle soli die kort opflitsen terwijl de cirkel voortdendert: de maatschappij die we hebben geconstrueerd maakt van ons allemaal drieste neuroten.

De choreografie is zorgvuldig ongestructureerd opgebouwd uit individuele acties afgewisseld met collectieve situaties in een relatief beheerst dansidioom. Heel soms zijn er zelfs collectieve bewegingen die synchroon worden uitgevoerd als een soort mini-ritueel: een gebaar als een handreiking naar elkaar, naar de zaal, of naar een opperwezen. De choreografie lijkt geen uitspraak te willen doen, geen interpretatie te willen opdringen. Hoewel de voorstelling door het gebrek aan lyrische of persoonlijke accenten nogal afstandelijk blijft, is er ook geen ontkomen aan de levensdrift die hij uitstraalt.

Foto’s: Sophie Deiss