Twee vrienden – geestverwanten en tegenpolen – schrijven elkaar een crisis door. Niet zozeer de coronacrisis (die óók – maar dat is achtergrond, context, scenografie), elk ondergaat een persoonlijke, existentiële crisis. Crises die hun hele leven al worden voorgesorteerd en zich nu, wellicht aangewakkerd door de ander en de vervreemdende coronatijd, voltrekken. (meer…)
Dit jaar was het mijn eer om deel uit te mogen maken van de Jury van het Amsterdam Fringe Festival. Het waren een bonte 11 dagen waarin ik er slechts in slaagde om 18 van de 57 geprogrammeerde voorstellingen te zien. Vanwege deze rol heb ik geen van de voorstellingen gerecenseerd. Toch beklijfde een van de voorstellingen die ik er zag, op zo’n manier dat ik er nog steeds over nadenk. En hierdoor voelde ik de noodzaak na de recensie van deze voorstelling gelezen te hebben er zelf nog even op te reflecteren.
Er is iets magisch beklemmends aan het openingsbeeld van de voorstelling trying to get cozy in the dark dark void van performancecollectief FADAT, bestaande uit Diane Mahín en Manuel Groothuysen. We zien een ongemakkelijk verkrampt lichaam in een nagenoeg lege ruimte. Een groen licht dat schijnt tegen de grote witte achterwand die aandoet als een spandoek en een grote hoop textiel op de vloer die lijkt op een dekbed. En dit is het. Dit beeld, dat ongemakkelijk lang hetzelfde blijft, duwt aan tegen de grenzen van de verwachtingen, maar weet hierdoor de spanning in elke ademteug, in elke spasme, in te bedden. Totdat een voice-over deze spanning openscheurt. We horen een vrouwenstem het aanwezige lichaam introduceren als Angela. Een stem die citeert uit het werk van de Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector en vragen stelt over de functies en de vormen van het duister.
Het is een horror-achtige setting die op zeer zorgvuldige wijze de voorwaarden schept voor een voorstelling die ons forceert, doorheen het ongemak van een steeds sterker invoelbare disassociatie, eenzaamheid, depressie en angst, om te verduren. Wat opvalt, is de traagheid. Hiermee scheppen beide performers de ruimte voor het discomfort dat ze verkennen. Elk gebrek aan dynamiek of gebaar duwt ons richting de vraag wat wij zijn in relatie tot dit niets-gebeuren. Een lichaam. Een ruimte. Een groen licht. Het is de kilte ervan die langzaam bezitneemt van de toeschouwer.
Totdat Angela (Mahín) op zoekende en onnatuurlijke wijze de ruimte begint te verkennen. De bewegingen hebben iets krampachtigs en lijken op die van een bewustzijn dat opnieuw het vermogen van dit specifieke lichaam aan het verkennen is. Een minimale draai van de pols. Een subtiele knik van de nek. Een spasme van de arm. Op haar zwarte shirt rust een zwarte kwab, glimmend in het groene licht. Alsof het lichaam is overgenomen door een invasieve aanwezigheid. Is dit de aanzet van een duisternis die bezitneemt van je? Die je meesleurt naar een plek waar zelfs je lichaam niet meer van jou lijkt? Haar steeds naar de periferie afdraaiende ogen lijken te zoeken naar een contact dat zich nergens lijkt aan te dienen. Tot er een tweede figuur opduikt.
Evenals Angela, heeft deze tweede figuur een lichaam dat bezeten lijkt door iets anders dan diens eigen bewustzijn. Het slijm druipt uit zijn neus en mond. Een lichaam dat nog niet wordt gereguleerd. Traag schuiven de twee als hemellichamen rondom elkaar, maar lijken elkaar nooit helemaal te vinden. Hier in deze donkere void lijkt het uitblijven van verdere theatrale gebaren bijna tegen bedwelming aan te hikken.
Toch zijn er pogingen die de twee figuren ondernemen om de ruimte op te eisen, zoals wanneer Angela leunend tegen de achterwand luide scherpe kreten slaakt alsof de paniek zich meester maakt van het onhandige lichaam. Of wanneer ze zonder te kijken met een spuitbus op de achterwand groot ‘IN THE DARK’ schrijft. Of wanneer de jongen bijna teder wordt toegedekt met het dekbed dat zich opblaast tot immense proporties. Alsof ook die bescherming een nieuwe diepte is om in weg te zinken. Haar belofte van bescherming en warmte niet waar weet te maken. Elke poging is er een die ons doet denken aan dat welbekende filosofische raadsel. Als een boom in een bos omvalt en er is niemand om het te horen, maakt het dan geluid?
Dapper aan de voorstelling is dat de modulaties en transities tussen de scènes, minimaal maar scherp zijn. Ze doen een beroep op ons vermogen details te ontwaren en benadrukken dit door sterk gebruik te maken van motief en herhaling. Steeds weer dwingt het spel, ons eigen lichaam te heroverwegen. De eigen waarneming in twijfel te trekken.
trying to get cozy in the dark dark void maakt geen beloftes. Het geeft geen troost en is er niet om ons te entertainen. Het is een zeer uitdagende voorstelling die ons toegang geeft tot enkele van de duistere potenties van die dark dark void en die daarmee vragen stelt over de wijze waarop die in ons huist. Hiermee doet de voorstelling aan als een poëtische poging tot het benaderen van iets dat zich nooit helemaal laat vangen. Een kwaliteit van de menselijke conditie die ons te vaak niet in staat stelt om wat er in onze luwten verstopt zit vorm te geven en te benoemen.
trying to get cozy in the dark dark void is een urgent werk dat poogt vorm te geven aan de allesomvattendheid van de donkerte die in en rondom ons bewegen kan. Het doet dit door ons te tonen hoe bevreemdend en tegen de waanzinnigheid aan dit ons tot een uiterste verwijdering van onszelf kan brengen. Het pretendeert daarin niet vat te hebben op de oorsprong of aanleiding van die donkerte, maar het nodigt uit om in de nasleep ervan te vragen in hoeverre wijzelf ervan zijn vervuld. En dat alleen maakte het voor mij een noodzakelijke voorstelling.
Foto: Tim Mai Tan