In de grote Jahrhunderthalle in Bochum, waar het laatste daglicht door de hoge ramen de ruimte verlicht, wandelen de personages in afwachting op de vloer. Rechts een piano op een verschuifbaar plateau, een spinnenwiel ervoor, links een houten ledikant. En over de hele breedte een reeks torenhoge lichtstaven, van vloer tot dak. Ze ogen industrieel. Maar al snel blijken ze in het imponerende toneel- en lichtontwerp van Norunn Standall de bühne met simpele ingrepen van sfeer te laten verschieten, van kil en sacraal tot warm en gloedvol.

De personages nemen hun plaats in en zetten in – in koor. Achter danst een jonge vrouw (Kjersti Tveterås) met soms aarzelende, soms kolderieke sprongen van een trap. Veslemøy, ofwel Haugtussa, de Mountain Maid. Het meisje uit de bergen. Het meisje dat een verhaal kan vertellen.

Met haar moeder (Liv Bernhoft Osa) achter het spinnenwiel, neemt ze het woord. Dorpelingen hangen aan haar lippen, alles oogt gemoedelijk. Totdat het verhaal ontspoort en haar fantasieën bizarre vormen aannemen. De dorpelingen schrikken op en drentelen weg.

Het is de introductie van wat als een realistisch te begrijpen verhaal begint, maar waarin regisseur Eline Arbo en het ensemble van het Nationaltheatret uit Oslo zowel in vertelling als in gekozen vorm de surrealistische grenzen opzoekt. Van strakke stilering tot folkloristische interrupties en magische beelden, wordt de vertelling geleidelijk een metafoor voor een ontluikend leven in een beeld- en geluidstaal vol symbolen.

De epische gedichtenreeks van Arne Garborg uit 1895, die geldt als Noors cultureel erfgoed, is eenvoudig te reduceren: anders zijn als vrouw kan traumatisch zijn, maar je kunt het omwerken tot een kracht. Haugtussa, alias Veslemøy is – of eerder: voelt zich – een buitenbeentje. Ze denkt haar grote liefde te hebben gevonden, maar heeft zich vergist; de grote liefde blijkt de grote teleurstelling. Deze Jon (Christian Ruud Kallum) blijkt een charlatan. Hij trouwt met de rijkere ‘rich bitch of Ås ’ (Hanne Skille Reitan). Tot zover geen wereldschokkend verhaal.

Maar Haugtussa is niet zomaar een meisje. Ze heeft een speciale gave, de gave van vooruitzien. Daarbij wordt ze opgejaagd door haar visioenen. Trollen en geesten proberen haar van de Noorse De Jæren verder de gebergten in te lokken. De King of the Blue Hill (Øystein Røger) ontpopt zich als representant van het grote kwaad. Daarmee wordt het verhaal fantasierijker en complexer. Het buitenaardse en de wereld van gene zijde vermengen zich met het leven en de problemen van eenvoudige aardse lieden.

Een Noors publiek kent het verhaal van Garborg. En is bekend met volksverhalen van dwergen, geesten en trollen, die in de Scandinavische landen een groter onderdeel uitmaken van een regionaler georiënteerde verhalencultuur dan hier. Een muziek liefhebbend publiek kent het verhaal van Haugtussa via Opus 67 van Edvard Grieg, de componist die van zijn twintig op Garborgs gedichten geïnspireerde liederen acht composities overhield en als liederencyclus uitbracht. Iedere andere toeschouwer kan zich laten overtuigen door deze nieuwe voorstelling.

Arbo structureert de voorstelling met als spil Griegs liedcyclus en gesproken dialogen in het Nynorsk, een van de twee officiële Noorse talen, gelardeerd met door partner Thijs van Vuure nieuw gecomponeerde muziek. Mezzosopraan Adrian Angelico is fenomenaal, de ene keer als de geest van Veslemøy overleden zus Lisabeth, de andere keer als de stem van Haugtussa zelf.

Angelico, die in 2024 betuigde definitief als non-binair in het leven te staan, is Haugtussa’s bode en beschermengel. Met hun overweldigende stem, overrompelende aanwezigheid en absolute charme vormen ze met Kjersti Tveterås als Haugtussa (eerder in festival Brandhaarden te zien in Arbo’s sterke voorstelling Jane Eyre) de stuwende kracht van de voorstelling. De scène waarin zij, beiden als Haugtussa, met elkaar verwikkeld zijn in een woordeloze tweespraak, wachtend op de geliefde Jon die niet meer gaat komen, is weergaloos.

In samenspel met pianiste Marita Kjetland Rabben laten ze het verhaal en de klanken van Griegs composities leven. De taal die ze spreken is hoorbaar poëtisch en in de Engelse en Duitse boventiteling soms wat archaïsch. (Voor een Noorse toeschouwer resoneert wellicht de politieke stellingname van Garborg met zijn keuze voor Nynorsk: de taal die afstand nam tot de eeuwenlange dominantie van het Deens.)

In de voorstelling leidt vooral de wereld van het magische en buitenaardse tot scènes die visueel uitpakken. De gestileerde slowmotion in bewegingen (choreografie: Ida Wigdel), het esthetische van de wit-beige kostuums en gigantische kroon (kostumering: Alva Walderhaug Brosten) en het monumentale in de belichting dragen daaraan bij.

De gezichtloze figuren die opduiken, de pluizige trollen waar dorpelingen mee aan de haal gaan, of de King of Blue Hill en zijn entourage, geven het verhaal bij tijden wat meer dreiging. Maar ze vormen ook een esthetisch aangenaam beeld, die ondanks Van Vuures imposante en soms hard aanzwellende muziek, niet echt dreigend wordt.

Als Haugtussa zich niet laat verleiden tot het kwaad, is de angel uit de vertelling. Maar het totaal leidt zeker tot een visueel, muzikaal en productioneel onderhoudende kennismaking met een fantasierijk en magisch verhaal.

Foto’s: Caroline Seidel