In Toegankelijkheid: samenwerking met/zonder beperking op NTF Pro gingen panelleden afgelopen donderdag met elkaar in gesprek over toegankelijkheid in het theater. Vorig jaar werd er gesproken over de toegankelijkheid van theaterzalen en volgend jaar volgt er een gesprek over het bereiken van publiek. Vandaag gaat het over de samenwerkingen tussen makers met en zonder beperking. Hoe kunnen we daarin meer inclusie creëren en hoe zorgen we voor meer representatie op de vloer? Waar staan we nu en waar willen we heen?

Het gesprek werd gemodereerd door Tom Dello. De uitgenodigde sprekers zijn bruggenbouwers Erika Zeegers (cultuurverbinder en adviseur voor Oerol), Eliane Baudet (oprichter van New Pack Inclusion Creators), Boaz Blume (deaf performer en vertaler gebarentaal) en Alicia Hoost (performer en toegankelijkheidsexpert cultuur en erfgoed). Ook aanwezig is gebarentolk Winnie de Beer, die vertolkt voor Blume. Verder introduceren sprekers zichzelf, naast het noemen van hun naam of functie, ook met korte visuele beschrijvingen van zichzelf, ten behoeve van slechtziende en blinde aanwezigen, zoals Hoost.

Het gesprek draait met name om het Creative Access Lab, een traject opgezet in samenwerking met de Schuur, waar alle sprekers bij betrokken zijn.

Baudet licht toe dat het lab het resultaat is van een tot nu toe vierjarige samenwerking met de Schuur, met als doel de Schuur inclusiever te maken. Het lab was een drieweekse snelkookpan waarin makers met en zonder beperking samenkwamen om na te denken over en te werken aan vormen van toegankelijkheid en inclusie.

Een van de drijfveren van dit drieweekse traject was het samenbrengen van de mensen om wie het gaat. Dat blijkt een terugkerende conclusie: betrek mensen met een beperking niet alleen bij het gesprek over toegankelijkheid en inclusie, maar laat hen de leiding nemen.

Succesvol startpunt
Het lab bleek een succesvol startpunt. Zeegers vult aan dat het wel ‘flink geschuurd heeft’ tussen de betrokken makers met en zonder beperking. Ook Blume geeft aan dat hij tijdens het traject vertrok vanuit een gevoel van rebellie. Het theaterveld voelt bij lange na niet toegankelijk en inclusief genoeg. Het ging hem vooral om het doorbreken van bestaande structuren. Werkte dat? Die vraag is eigenlijk nog niet van toepassing: we zijn er überhaupt nog lang niet. De bewustwording mist nog enorm.

Een terugkerend onderwerp in het gesprek is het creëren van tijd, rust en ruimte. De theatersector heeft een enorm tempo en dat was bij het lab anders: er waren afgebakende rustmomenten ingebouwd. Het idee dat je in vier weken tijd moet knallen om een voorstelling op poten te zetten, werkt niet in termen van inclusie en toegankelijkheid. Makers lopen hierin vast.

Dat er in het lab meer tijd en rust was ingeruimd werd door de deelnemers als positief ervaren, al leverde het ook discussies op. Er was bij het lab sprake van een gemengde groep, mensen met verschillende beperkingen en verschillende behoeften. Wanneer gaat een extra rustruimte ten koste van een repetitieruimte? Hoe maak je dat mogelijk, meer tijd, ruimte en rust?

Uit de zaal komt een aansluitend voorbeeld: een repetitieproces voor een voorstelling met een acteur met het Syndroom van Down. Dat wordt anders ingericht dan voor een acteur zonder beperking. Conclusie: het is de afweging die je maakt en die kan ten koste gaan van een artistieke visie. Het is een keuze, de vraag is of en hoe je die keuze maakt.

Ook wordt kort aangestipt dat het zoeken naar mogelijkheden uiteraard samenhangt met geld. Zes weken repeteren in plaats van vier hangt ook vaak samen met financiële mogelijkheden en middelen.

Nothing about us without us
Een andere conclusie: uit de ervaringen van het lab blijkt dat publiek zonder én met beperking dus wel afkomt op theater waarin zij zich herkennen en waar de toegankelijkheid mogelijk wordt gemaakt. Op de laatste avond van het lab was namelijk een gemengd publiek aanwezig. Alle sprekers benadrukken dat mee, en niet over bepalen hierin een belangrijk element is: nothing about us without us.

En nu? Waar begin je als organisatie bij het toegankelijk maken van een maakproces? Het advies dat door meerdere sprekers onderstreept wordt, is het doen van goed vooronderzoek. Ga niet met bijvoorbeeld de eerste de beste doventolk in zee, maar zorg dat je luistert naar de ervaringen van de dovengemeenschap zelf wat die specifieke tolk betreft. Er mist daar nog een mate van communicatie. Er is sprake van een cultuurverschil en mensen gaan nog te veel vanuit hun eigen perspectief aan de slag.

Ook benadrukken Blume en Hoost dat organisaties meer kunnen doen wat, tja, organiseren betreft. Wanneer Hoost moet navragen waarom de laatste update van een script nog niet naar haar gemaild is, wat zoals afgesproken via de mail gaat omdat zij een groter lettertype nodig heeft, lijkt het alsof zij achter de feiten aanloopt – terwijl de verantwoordelijkheid op dat moment bij de organisator ligt. Wanneer Blume wordt gevraagd of hij ‘zijn eigen tolk kan meenemen’, gaat er meer energie naar het regelen van een tolk dan naar zijn kwaliteit van werk.

Met andere woorden, hoe zorgen we voor elkaar, zowel op als achter de bühne? We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid en het is aan mensen zonder beperking om hun deel van die verantwoordelijkheid op te pakken.

Tot slot: het lab heeft een handvol concrete resultaten opgeleverd. Zo is er geëxperimenteerd met audiodescriptie, boventiteling, een buttkicker (een vloer met een trilelement) en meet & feels, waar mensen kostuums konden voelen en de spelers kort konden ontmoeten. Blume geef als voorbeeld dat hij als dove performer speelde voor blinde toeschouwers en dat hij van tevoren het publiek zijn gebarentaal via zijn handen lieten voelen, zodat zij een idee hadden van het spel.

Vanuit het publiek wordt aangevuld dat er niet alleen onverwachte steun maar ook pret kwam vanuit de technische ploeg. Op de vraag hoe zij techniek konden inzetten om meer inclusie te faciliteren, kwam een golf van enthousiasme en ideeën.

En dan, de toekomst. Iedereen is het erover eens dat het Creative Access Lab een startpunt was en dat er nog veel opgezet moet worden. Naast praten is het nu echt tijd voor actie, meent Baudet. Daarnaast hebben we meer activisten nodig, meer bondgenoten. Maar: de lead moet blijven bij mensen met een beperking. We moeten ons horende, ziende en lopende publiek een beetje opvoeden, vult Zeegers aan; het draait niet altijd om hen.

Foto: Nichon Glerum