De eerste 10 minuten van blue nile to the galaxy around olodumare is het aardedonker in de zaal, met slechts één enkel lichtpuntje in de verte en een geheimzinnig knipperend lichtje hoog boven het publiek. Een overwegend eenstemmig motief, dat lijkt te stammen uit de klassieke Chinese muziek, weerklinkt luid uit de speakers, bijna symfonisch uitgewerkt, en dat wordt afgewisseld met rappe piano-impromptus, terwijl het publiek dus in het donker staart. Naar de choreograaf in het nagesprek toelichtte, hoopt hij op deze manier het publiek tot nadenken, of misschien wel tot mediteren te stemmen over onze plaats in de schepping, hoewel de daarbij gebruikte muziek niet echt tot introspectie uitnodigt.

De voorstelling is de derde samenwerking tussen de Amerikaans-Zwitserse choreograaf Jeremy Nedd en het Zuid-Afrikaanse Impilo Mapantsula. Het danscollectief is gespecialiseerd in pantsula, ontstaan in de townships in de jaren vijftig en zestig, toen het witte apartheidsregime de zwarte Zuid-Afrikanen wegzette als minderwaardig. Het genre wordt nog steeds als cultuurgoed in leven gehouden door steeds nieuwe generaties die het beoefenen.

Als in blue nile to the galaxy around olodumare dan één spot begint te gloeien, ontwaren we de eerste solo, waarna een tweede danser zich erbij voegt, een derde, een vierde. Uiteindelijk dansen de vijf dansers met elkaar in het aantrekkelijke pantsula-idioom dat gekenmerkt wordt door zeer snel voetenwerk. Teen- en hielaccenten, kick-bewegingen, stampvoeten met één of met beide voeten, hoge sprongen met de knieën ingetrokken en dit allemaal in een razende opeenvolging. Op onverwachte momenten leggen grote armgebaren een krachtig accent.

De groepsdansen bevatten naast soli ook zeer aanstekelijke duetten waarbij de dansers elkaar spiegelen of schaduwen of synchroon combinaties uitvoeren. Opvallend is hoe de dansers elk voor zich, voor hun eigen plezier lijken te dansen en ze tegelijkertijd ook met elkaar dansen, alsof ze de nodige energie en fantasie aan elkaar doorgeven.

Nedd heeft doelbewust gekozen jazz te gebruiken, waar door de band genomen eerder de zeer populaire en dansbare Zuid-Afrikaanse kwaito-muziek de pantsula begeleidt. Dat levert mooie momenten op, maar soms schuurt het ook. De fraai gedanste solo van Sibongile Mathenbula op het langzame en lyrische pianonummer in een laat-post-neo-romantisch idioom blijft los staan van de begeleidende muziek en slaagt er niet volledig in tot een nieuwe eenheid te transformeren.

Constellaties aan het firmament kunnen als een vorm van choreografie opgevat worden. Het zorgvuldige gebruik van het licht in deze voorstelling lijkt hierbij aan te sluiten: bij een van de solo’s begint ook een rudimentair melkwegstelsel boven de danser op te lichten. Ook de kostumering verwijst hiernaar: in elk kostuum zit een ster-element: zilverglanzende stoffen, zoals een jasje in lurex, het feestelijke textiel uit de jaren zestig, glitteraccenten, diamanten versieringen op een pantalon.

Het licht van de sterren dat wij ’s nachts waarnemen heeft er vier jaar over gedaan om ons te bereiken. Aldus worden tijd en ruimte, de basiselementen van de danskunst, als absolute gegevens gerelativeerd. De enige tekst die halverwege deze voorstelling gesproken wordt, verwijst dan ook naar de verknoping van heden met verleden en toekomst. De danser herhaalt de Engelse tekst vele malen, alsof hij er zeker van wil zijn dat de boodschap werkelijk tot ons doordringt, en ook als hij afloopt, blijft het statement op de vloer hangen.

De slotsequentie van de voorstelling is als een cypher: alle dansers tonen om beurten hun beste werk, aangemoedigd, aangevuurd zelfs door het gefluit, geroep en geklap van de anderen.

Een rode draad in de choreografie valt niet echt te ontdekken. Het gaat eerder om een reeks losse associaties, mijmeringen rondom het heelal, het universum en zijn uitgestrektheid, weerspiegeld in de titel: de Soedanese Blauwe Nijl roept historisch en geografisch heel andere associaties op dan het West-Afrikaans gedachtengoed van het Yorubavolk waar hun Opperste Schepper Olodumare deel van uitmaakt. Als totaal blijft de voorstelling vrijblijvend en zijn het vooral de opwindende dansen die aanspreken.

Foto’s: Jan Westerhof