Op zolder vindt theatermaker Kevin Klein stapels oude foto’s. Van Suriname, van vroeger, begin negentiende eeuw. Foto’s van zichzelf ook, op school in Suriname. Daar kreeg hij vaak te horen ‘niet echt een Surinamer’ te zien, met zijn Nederlandse paspoort. Zijn vader vond dat paspoort belangrijk, waardoor hij in het land waar hij geboren was, elk jaar naar de vreemdelingendienst moest om een verblijfsvergunning aan te vragen. Zelf voelde hij zich hooguit een ‘soort van een Nederlander’.

‘Zo veel geluk’ heeft hij met dat bordeauxrode boekje. Hij herhaalt het, als een mantra, al klinkt het gaandeweg verbetener, steeds meer als een kwelling. ‘Zó veel geluk, zó veel geluk.’

Met harde schakels in stemgebruik slingert hij de toeschouwer door tijd en ruimte, het geeft zijn verhaal een filmisch karakter. Hij traceert zijn bloedlijn via zijn vaders kant, dat van Duitsland naar Suriname naar Nederland gaat; verknoopt dat met anekdotes uit zijn jeugd, zoals de keer dat hij als vijftienjarige zijn haar had gestraight (‘ik wilde Justin Bieber zijn, maar zag eruit als een uitgedroogde dweil’). Hij vraagt zich af of hij wit of zwart is, voelt schaamte en verdriet.

Bloedknopen is een potentieel interessant egodocument, dat weliswaar wat richtingloos aanvoelt. Zijn opa verhuisde eind negentiende eeuw van Duitsland naar Suriname, in Paramaribo had hij zijn eigen fotostudio. ‘Ik kan niet ontkennen dat mijn opa heeft bijgedragen aan het exotiseren van mensen van kleur in warme landen, een soort trendsetter.’ Zijn opa maakte ‘exotische prentkaarten uit de kolonie’, portretfoto’s van de lokale bevolking: ‘lachende foto’s: in Suriname is het leuk.’

De bloedlijn van zijn vaders kant is redelijk gedetailleerd gedocumenteerd, maar van zijn moeders familie weet hij bijna niets. Van de oma van zijn oma weet hij dat ze tot slaaf gemaakt is, maar hij weet niet hoe ze heet. Terwijl het dna van zijn moeders lijn voor zijn gevoel het meest bepalend is voor zijn levensloop. ‘Verf, dat aan mij kleeft.’

Bloedknopen heeft voldoende interessante aanzetjes en is daardoor zonder meer de moeite waard. Klein wil het hebben over de worstelingen die hij door zijn biculturele wortels ervaart, maar heeft in een voorstelling van een half uur wel erg veel verschillende verhalen om die worsteling te illustreren. Daardoor stipt Klein meer aan dan dat hij uitdiept. Als hij zich uiteindelijk ontdoet van beelden en ideeën waartoe hij zich voortdurend moet verhouden, komt dat enigszins uit de lucht vallen. Het lijkt erop dat Klein een of twee kritische herschrijfrondes verwijderd is van een echt scherpe, veelzeggende voorstelling.

Foto: www.hoffoto.nl