Het is jammer dat het woord ‘episch’ te pas en te onpas gebruikt wordt en daardoor veel van zijn kracht heeft verloren, want anders zou ik het zonder twijfel gebruikt hebben om De grote vloed in één woord te vangen. De voorstelling is groots in alles. Groots in haar meeslepende verhaal over liefde en strijd , onderdrukking en verzet, groots in haar reusachtige cast van tientallen spelers, muzikanten en koorleden (bij elkaar meer dan honderd), groots in haar emotionele zeggingskracht (er werd menig traantje weggepinkt en veelvuldig hoorbaar meegeleefd), groots in haar muzikale diversiteit.

De zo’n drie uur durende locatievoorstelling van Zummerbühne weet op magistrale wijze heden en verleden met elkaar te verbinden in een reeks verhaallijnen die in de strakke regie van Liesbeth Coltof  wonder boven wonder nergens ontspoort. Dat schrijver Tjeerd Bischoff niet terugdeinst voor omvangrijke toneelteksten met veel nevenintriges, wisten we al van bijvoorbeeld Gas (2018) in toneelgroep Jan Vos. Met De grote vloed levert hij opnieuw zo’n huzarenstukje.

Het verhaal speelt zich af in 1509 in een kleine dorpsgemeenschap in noordoost Groningen. De situatie van de mensen is er erbarmelijk, niet in de laatste plaats door de al even erbarmelijke situatie van de dijken. Als er niet wordt ingegrepen zal het land ten onder gaan, zo weet de jonge zieneres Aisa. Nadat ze heeft opgeroepen tot een opstand, volgt er een showproces waarin haar profetieën worden afgedaan als hekserij. Haar visioenen gelden niet want ze zijn niet voorgelegd aan de bisschop. Bovendien is ze ‘bezoedeld’, volgens een zeer dubieuze geneesheer.

Maar dan zijn we in het verhaal al ver na de pauze. Voordat het zover is hebben we al gezien dat Aisa, volstrekt geloofwaardig gespeeld door Emma Josten, als non Agaat haar dagen in het klooster slijt. Daar zwaait de voortdurend naar verbinding zoekende priores Clara (Debbie Korper) de scepter. Een voorbeeldige non is Agaat natuurlijk niet, daarvoor is ze veel te opstandig. Bovendien is ze smoorverliefd op Tom (Rabbi Jallo) en heeft ze een bloedhekel aan haar vader Tidde, een despoot die als drost naar dit gebied is gestuurd om orde op zaken te stellen bij het morrende volk. Extra verhaallijntje: Tidde (een meesterlijke Tjebbo Gerritsma – want doodeng) verdenkt zijn vrouw Foelke (Margje Wittermans) ervan overspelig te zijn geweest met de smid, een reden om zijn vaderschap in twijfel te trekken.

Al deze verwikkelingen spelen zich af tegen de achtergrond van de dreigende stormvloed. Dat zorgt wederom voor de nodige nevenintriges. Wie heeft de sluis vernield? Wie heeft er met de dijk zitten klooien? Het volk, dat als een grote golf telkens over de met houtsnippers bedekte toneelvloer vloeit, valt aan twijfel ten prooi. Een ding weet het zeker: aan de maatregelen van de hoge heren hebben ze niks. Maar hoe daarop te reageren. Opstand? Zo ja, hoe dan?

Een ‘fact of life’
In een bij het Gronings publiek veel herkenning oproepende scène, zegt een van de vertegenwoordigers van ‘Stad’ dat wonen aan zee nu eenmaal ‘een beetje overlast met zich meebrengt’. De mensen zullen dat moeten accepteren als ‘een fact of life’. Het zijn precies die bewoordingen die minister Henk Kamp tien jaar geleden gebruikte over de bevingen en destijds zoveel kwaad bloed zette bij de Groningers. Bischoff heeft meer van die verwijzingen in zijn tekst gestopt die het verhaal een niet te missen actuele strekking geven.

Ook muzikaal valt er buitengewoon veel te genieten. Componist en dirigent Reinout Douma heeft voor zijn orkest prachtig nieuw werk geschreven met een originele instrumentale bezetting als de oed (een soort voorloper van de luit), de duduk (een Armeens blaasinstrument) en de shakuhachi, een Japanse fluit. Maar het meest opvallend zijn misschien nog wel de overrompelende koorstukken die een prachtige uitvoering krijgen. Petje af ook voor de geluidstechnicus die alles fraai in balans tot ons laat komen.

Met name vóór de pauze is De grote vloed volkstoneel in optima forma, mét een kermis (inclusief de vrouw met de baard en levende kanonskogel). Na de pauze wordt het dramatischer en krijgt de voorstelling meer opera-achtige trekken. Maar ook dan, als onder andere het gruwelijke smaadproces zich voltrekt, blijft er ruimte voor (wrange) humor. Zoals in de scène waarin een paar rijke dames met dedain het volk bejegenen.

Er is moord en doodslag, er zijn schitterende videoprojecties en ontroerende liedjes. Ja, de voorstelling is vol. Zo vol als de wassende maan die op de wolkeloze avond van de première nog extra glans gaf aan het toch al machtige decor waarvoor een compleet dorp was nagebouwd. Alsof het zo moest zijn: in zijn tekst had Bischoff die maan, van invloed immers op de getijden, al genoemd.

Foto’s: Reyer Boxem