Afra Ernst en Theater Stap zijn de winnaars van het Café Theater Festival 2020. Tijdens de afsluiting gisteren in Homan Café nam Ernst zowel de vakjury- als nieuwe WijkJuryprijs in ontvangst. Theater Stap won de Publieksprijs. Met de prijzen wil het festival concrete vervolgstappen stimuleren in de veelal jonge carrières van de theatermakers. (meer…)
Het is vrijdagavond 28 juni en ik zit in theater De Spiegel in Zwolle te kijken naar Brothers van Ashton Brothers. Vanaf het moment dat er met een trap een clowneske slapstick-act wordt uitgevoerd heeft niet langer alleen de voorstelling mijn aandacht: op de eerste rij zit een man van middelbare leeftijd om de haverklap met zijn telefoon hele stukken te filmen. Een nieuwe verhaallijn ontspint zich in mijn hoofd: wie gaat deze man erop wijzen dat ie daarmee moet stoppen?
Ik kijk naar de zaalwacht, maar zij geniet zoals velen van de voorstelling. De mensen die achter de man in kwestie zitten dan? Ik zie een man en vrouw op de tweede rij heen en weer bewegen. Ze proberen om het digitale scherm dat hun opgedrongen wordt heen te kijken, maar hebben blijkbaar niet de moed om de man aan te spreken. Dan zijn we bij een klim- en trapeze-act aangekomen en staat iedereen van het gezelschap op het toneel. Zij moeten de filmende man wel opmerken. Ik zie Pim Muda inderdaad naar de man kijken, maar hij gaat gewoon door met de show. Ik hoop dat één van de andere ‘brothers’ wat doet, maar nee. Dan denk ik: dan moet ik straks in de pauze – of nee, na de pauze als de man weer zit – er maar wat van zeggen. Dan kijk ik op mijn horloge en besef: er komt geen pauze.
In zulke situaties willen we vaak zeggen: de jongeren van tegenwoordig ook! Maar het valt mij op – ik bezoek per maand ongeveer 3 tot 8 voorstellingen – dat de 50-plusser er ook behoorlijk wat van kan. Ook als er nadrukkelijk vooraf wordt gezegd dat filmen en fotograferen niet is toegestaan. Ook niet na afloop, tijdens het buigen. Zoals het omroepbericht van Jesus Christ Superstar ons aan het begin van de musical duidelijk maakt. Maar toch zijn er aan het einde talloze mensen die een bebloede en ontblote cast zonder toestemming vastleggen voor het nageslacht en Instagram, waar castleden getagd worden en deze castleden en hun pr-team de ‘verboden’ beelden vervolgens met hun volgers delen.
Bij wie ligt de verantwoordelijkheid om het publiek op te voeden in een wereld die steeds digitaler wordt en waar mond-tot-mond-reclame via digitale kanalen gaat? Hoe pak je dat als uitvoerend artiest aan? Waar ligt de grens?
In No Ponies creëert Alex Klaasen heel bewust een ‘photo-op’ ofwel een moment waarop de fotolustige bezoeker een foto mag maken van Klaasen in kostuum. Daar wordt natuurlijk niet voor niks een kostuum voor aangetrokken waar een swastika op staat. Je moet wel gek zijn om dat te willen fotograferen, laat staan op je Instagram te posten. Ik zou zeggen zoek de foto’s waar Klaasen in getagd is eens op en dan trek je misschien dezelfde conclusie als ik: een subtiele hint wordt niet door iedereen begrepen.
De jongens van Rundfunk weten ook wat voor vlees ze in de kuip hebben: hún disclaimer aan het begin van de show ontspoort natuurlijk net als de rest van de show, maar de boodschap is duidelijk: weg met die telefoon!
Bij de Nationale Opera en Ballet lijkt er een andere weg te zijn ingeslagen sinds Ted Brandsen zijn stem ons verwelkomt in De Stopera. Waar voorheen de stem van Hans Kesting ons vroeg onze mobiel uit te schakelen en ons er op wees dat het maken van beeldmateriaal niet was toegestaan, wijst Brandsen ons enkel op het feit dat filmen en fotograferen storend kan zijn voor de medebezoekers. Door die keuze zadelt het gezelschap ons als bezoeker op met het probleem in plaats van er zelf op toe te zien dat het niet gebeurt: als jij er last van hebt dat de bezoeker voor je filmt, moet jij het maar oplossen. Bij navraag reageert De Nationale Opera en Ballet dat filmen en fotograferen nog steeds niet zijn toegestaan, maar dat hun huidige woordkeuze uit moet leggen waarom het niet mag. Echter, veel mensen lijken deze subtiele bewoording en hint niet te begrijpen. Er wordt immers niet nadrukkelijk gezegd dat het verboden is.
Bij veel toneelvoorstellingen lijkt de inschatting te worden gemaakt dat de etiquette van het uitschakelen en wegstoppen van de telefoon wel door het publiek begrepen wordt. Veelal beginnen voorstellingen zonder voorafgaande mededeling. Met als gevolg dat er soms toch halverwege een telefoon of een alarm afgaat. Bij Theater Oostpool lijken ze zich daar bewust van te zijn en bij meerdere voorstellingen wordt daar in duidelijke taal gezegd dat het niet toegestaan is je mobiel te gebruiken en wordt er gevraagd ook al het geluid uit te zetten.
Sommige voorstellingen omarmen de telefoon juist helemaal. In Rabbit Hole van Theater Sonnevanck en Toneelmakerij werden bezoekers juist aangemoedigd de telefoon te gebruiken. Tijdens de voorstelling kon je chatten in hetzelfde programma als de hoofdrolspelers en kreeg je gedurende de voorstelling stellingen over de digitale wereld. Gevoelsmatig was dat voor mij als publiek vooral een gimmick omdat ik niet echt onderdeel van het verhaal werd. Maar je zou dit verder door kunnen trekken waarbij jij als publiek je kan mengen in de wereld die op de vloer gecreëerd wordt. Wat als ik de hoofdpersoon advies had mogen geven? Wat als ik keuzes had kunnen maken die het verhaal een andere kant hadden opgestuurd? Dat was echter niet de vorm waarvoor gekozen was en daarmee werden mijn woorden een soort van digitaal behang.
Hoe gaan ze daar buiten Nederland mee om? Ik zie veel voorstellingen in Londen en daar wordt het beleid op telefoons strenger en duidelijker aangepakt.
In de mail die een week vooraf aan een theaterbezoek van Jamie Lloyds Romeo & Juliet wordt gestuurd wordt duidelijk beschreven dat het maken van foto’s of filmpjes in de zaal niet is toegestaan en dat een poging daartoe kan leiden tot het moeten verlaten van het theater, zonder je geld terug te krijgen. Bij sommige voorstellingen worden de lenzen van telefoons zelfs afgeplakt. Zo bleef lange tijd het mysterie rondom de revival van Cabaret en de bijbehorende KitKat Club hangen doordat het verplicht was die sticker op je telefoon te plakken. Als je betrapt werd kon je naar huis. De club betreden is namelijk instemmen met de regels.
Bij de musical Six wordt juist ingespeeld op de behoefte dat het publiek dingen wil delen op Instagram. Daar wordt heel bewust gekozen voor een kleine afterparty die gefilmd mag worden. Dit wordt juist aangemoedigd. Ook het plaatsen van de filmpjes op socials wordt juist benoemd, met uiteraard de boodschap dit met de juiste hashtags te doen. Maar daarvoor moeten de telefoons eerst uit en weg worden gestopt.
Bij veel andere Britse voorstellingen, of het nou musicals of toneelstukken zijn, zijn de zaalwachten voor de voorstelling en na de pauze druk aan het rondlopen met bordjes met daarop duidelijk de iconen dat de telefoon uit moet en dat opnames niet toegestaan zijn. Dit is glasheldere taal.
In mijn optiek proberen we het in Nederland dus vaak te subtiel, waardoor het alsnog een probleem wordt. In mijn ogen moet je als gezelschap, uitvoerend artiest én als theater jouw publiek wijzen op diens verantwoordelijkheid om de telefoon alleen te gebruiken als het mag. Als hier onduidelijkheid over ontstaat verleg je het probleem naar de bezoekers wat kan leiden tot discussies die in de zaal ontstaan tijdens een voorstelling. Iets wat je ten aller tijden moet weten te voorkomen. Daarom moeten gezelschappen, producenten en castleden ook stoppen met het delen van filmpjes en foto’s die zonder toestemming gemaakt zijn. Het wel blijven delen van deze content geeft het signaal af dat het prima is om te doen en daarmee moedig je het publiek alleen maar aan.
En daarnaast: doe voor komend theaterseizoen je telefoon bij binnenkomst van de zaal sowieso uit en genieten van datgene wat je even wegvoert uit de echte wereld. Ook als het niet van je gevraagd wordt.
foto: Still uit La Voix Humaine – Internationaal Theater Amsterdam
Ik spreek mensen er gewoon op aan hoor. Opstaan, langzaam over ze heen buigen en in hun oor sissen: “En nou als de sodet*f*s die telefoon uit, ongelooflijke neusfluit die je d’r bent”. Werkt altijd. Ik bedoel, je moet elkaar toch kunnen aanspreken op gedrag?
Het is ook mijn grootste ergenis in het theater. Zit je net geboeid te kijken wordt je aandacht weer afgeleid door een.oplichtend schermpje. Theaters moeten daarin veel duidelijker zijn.
Geen mobieltjes in het theater
De theaters doen te weinig om dit duidelijk te maken aan het publiek en spreken niemand er persoonlijk op aan.
Het is een zeer belangrijk en urgent punt. Mobieltjes zijn als de pest, niet enkel in het theater maar juist ook daarbuiten. De openbare ruimte is allang geoccupeerd door telefoonmensen, de wereld is tot een grote telefooncel geworden. Treinen, pleinen, cafés enzovoorts zijn allemaal ‘call centres’ geworden. Het mobieltje is het artefact van de aandachtseconomie.
De wereld wordt door de grote meerderheid vooral waargenomen door schermen (de mens raakt steeds meer ontkoppeld van zijn lichaam). Het is een maatschappelijk probleem en niet enkel een probleem van theaters. Overal zitten ‘rinocerossen’ continu naar schermen te kijken en met hun gedrag de ervaring van anderen (vooral de laatste mensen die niet naar schermen (willen) kijken) te ‘verpesten’.
Mensen gedragen zich als verslaafden en ‘videoten’. De verslavende werking van de mobieltjes is bekend. Door het aanraken van het scherm maken de hersenen dopamine aan, waardoor degene die de telefoon heeft aangeraakt even ‘high’ is. Omdat de roes maar van korte duur is, moet de telefoon snel weer ‘aangeraakt’ worden. De junkies in het theater en daarbuiten hebben gewoon regelmatig hun shotjes nodig, en gaan dan ter plekke hun ‘spuit’ pakken.
De moeilijkheid van de situatie is toch dat de verantwoordelijkheid op dit moment bij het publiek ligt dat zonder telefoontjes van een voorstelling, concert, enzovoorts wil genieten. Mensen die zonder hulpmiddelen en drugs van iets willen genieten, moeten steeds moeite nemen om anderen op hun ongepast gedrag aan te spreken. De technologie is er maar de ethiek heeft zich niet mee ontwikkeld.
De ‘aanbieders’ van theatervoorstellingen et cetera zijn medeplichtig. Ze willen toch juist dat de consument zo veel mogelijk gebruik maakt van zijn mobieltje. De aanbieders zijn deel van de aandachtseconomie en haar tentakels. Van het kopen van een toegangskaart tot het scannen van deze kaart bij entree, van het volgen van nieuws en informatie op social media tot en met het delen van hoe ze een voorstelling hebben ‘beleefd’.
Het ’toerisme’, ook in het theater, is pandemisch. Zoals mensen in het Pantheon vooral via schermen naar de koepel kijken, zonder enig oog te hebben voor de prachtige vloer waarop ze staan, zijn mensen in theater- en concertzalen vooral met de ‘archivering’ bezig – bezig om iets voor de eindeloze pixel-bibliotheek vast te leggen. Mensen zijn nu bezig om beelden te ‘vangen’ door een mobiele telefoon te gebruiken in plaats van beelden te ‘maken’ door hun eigen verbeelding te gebruiken. Ze weten niet meer op welke grond ze staan en welke grond ze anderen en zichzelf onder de voeten weg slaan.
Alles moet kennelijk ‘vastgelegd’ worden want anders bestaat het blijkbaar niet. Anders bestaat degene die pathologisch vastlegt kennelijk niet! De ‘wereld als wil en voorstelling’ wordt op deze manier vervangen door de ‘hel van gelijkenis’, de ‘ervaring’ door de ‘archivering’, de ethiek door het event. Het ‘sensuele’ kijken (het gebruikmaken van alle zintuigen) wordt vervangen door de technologische sensatie: my telephone is watching for me.
De economie schotelt ons permanent nieuwe toys voor om onze aandacht te vestigen op apparaten en wat je met dit apparaat allemaal kan consumeren. De huidige samenleving is er eentje van de kick. Zonder cultuuromslag zal er geen andere kunstbeleving zijn maar een uitverkoop. Het probleem is groter en relevanter dan een theaterzaal. Als er niets verandert zal het publiek zich in de theaterzaal blijven gedragen als bij een ramsj-verkoop.
Aanvulling van de auteur:
Deze week ben ik in Londen en eens te meer wordt duidelijk hoe ze hier optreden tegen het gebruik van de mobieltjes.
Bij ‘Romeo & Juliet’ stonden er in de zaal op de begaande grond alleen al zes bewakers die het telefoon gebruik in de gaten hielden.
Bij National Theatre bij de voorstelling ‘Mnemonic’
moesten de telefoons in een zakje gestopt worden. Bij ‘Spirited Away’ werd er vlak voor de voorstelling, maar ook na de pauze duidelijk gezegd dat alle lichtgevende en geluid makende apparaten volledig uitgeschakeld moesten zijn gedurende de voorstelling en dat het maken van beeldmateriaal strikt verboden is.
In Nederland lijken we te veel vrienden met ons publiek te willen blijven. Omdat het theaterlandschap in Nederland steeds afhankelijker van die bezoekers wordt en denkt ze maar te moeten pleasen. Maar zelfs als je £127,- voor een kaartje betaald, worden er eisen aan jou als publiek gesteld in Londen. Daarnaast, vrienden kan je ook prima wijzen op hun gedrag. Daar wordt je alleen maar betere vrienden van.
Zo belangrijk is het theater nou ook weer niet. Kom zeg. Wat nemen we onszelf weer serieus en wat weten we het weer beter. Je kunt ook geen totale aandacht opeisen dat is niet meer van deze tijd. Zo naar binnengekeerd. Ga maar eens naar een concert. Mensen praten, communiceren met anderen al dan niet via de mobiel. Het hoort er bij en het draagt uiteindelijk bij aan een gedeelde ervaring en een groter bereik voor de artiest. Neem de vele insta live filmpjes van comedians. De manier om als liefhebber al scrollend nieuw talent te ontdekken en om als artiest een nieuw publiek aan te boren. Hoef je geen hippe sjieke marketing subsidie voor te slurpen. Wat betreft de focus: mensen kunnen prima en kijken en met hun telefoon bezig zijn. Het multitasken is gemeengoed geworden behalve in het theater. Het probleem ligt meer bij het mede publiek en de theatermakers die zich hier aan storen. Gooi die boel open. Wie weet gaat het dan weer leven voor heel veel mensen die het theater elitair en ons kent ons vinden en er om die reden in een boog omheen lopen.
Hoi Ken,
Dat kan natuurlijk een opvatting zijn en het klopt; er wordt bij veel concerten gepraat. Het is echter ook zo dat er bij veel internationale artiesten voor dat gedrag een naam bestaat: Dutch disease.
Het is in Nederland namelijk zo erg gesteld met ons publieks gedrag, dat sommige artiesten weigeren om op Nederlandse podia op te treden. Dat heeft niks te maken met elite, want genoeg mensen op de rest van de wereld kunnen zich wel gewoon aan de regels houden.