Pfoe. Hi baubo, van Hannah De Meyer is geen makkelijke lectuur. Zonder de juiste aandacht – en zonder visuele input van de performance zelf – is deze korte, Engelstalige tekst een weerbarstige brok poëzie. Hij dient te worden bewerkt, herkauwd en opengespleten, tot na de zoveelste lezing eindelijk een zachte kern zich aandient. (meer…)
Als we aanschuiven kijken twee grote houten koppen ons van boven nors aan. Hun puisten en hun scheve mond beloven niet veel goeds. Als we in de hangar zijn, komen we al snel tot de ontdekking dat zij de twee machtsgeile mannen zijn die oorlog voeren. De poppen van Theater FroeFroe zijn personages uit het verhaal dat zij samen met Laika vertellen.
Oorlog leidt tot veel ellende en verdriet, zeker op persoonlijk vlak. Een ‘koffietafel’, maar dan anders, kan troost bieden na het tedere, absurde, groteske oorlogsverhaal, waarin een ontloken vriendschap tussen een kok en een kind zonder benen plots ontploft. Als we op de tribunes zitten komt een in het rood uitgedoste fanfare binnen. Ze spelen een melodie die treurmuziek en jubelend marsgeschal mooi in evenwicht houdt. De toon is letterlijk gezet.
Voor de zwarte wanden van houten paletten, beginnen de vertellers hun verhaal. Over twee koningskinderen die angstig wegvluchten als ze een vissenkind zien, en die getroffen worden door een virus dat hen littekens en puisten bezorgt. Hun ouders sterven, de jongens kronen zichzelf, en roepen op tot oorlog.
Dat alles zien we boven de houten wanden als in een poppenkast uitgebeeld. Karikaturale poppen bewegen zich in het groot en het klein. Daarna verschijnen ze op gelijke hoogte met de vertellers, die zich ontpoppen tot personages. Ze nemen ook als poppenspelers deel aan het verdere verloop van een verhaal.
Dat speelt zich af in een absurde wereld van augurken. Er wordt volk gezocht om ten oorlog te trekken. Het selectiecriterium zakt van 18 naar 16 naar 14 naar 12 jaar en daarna naar de lengte van een jas. Als die niet tegen de grond komt, is de persoon groot genoeg om te gaan vechten. De jas wordt steeds meer ingezoomd.
Wiebelend houten poppenkind
Een enthousiast wiebelende houten poppenkind biedt zich aan om mee oorlog te voeren. Hij wil zijn broers en zus achterna. Een verstelster ziet dat alles met lede ogen aan. Ze geeft commentaar op de oorlogsretoriek, ze wijst op het onmenselijke van de twee heersers die alleen aan hun eigen macht denken en mensen als kanonnenvlees gebruiken. De link naar de huidige oorlogen is snel gelegd. Aan de theaterproductie was al eerder begonnen, maar ze zal altijd door de realiteit ingehaald worden.
Tortot is een theaterbewerking van twee bekroonde romans van de schrijver Benny Lindelauf: Hoe Tortot zijn vissenhart verloor (2016) en Hele verhalen voor een halve soldaat (2020). Het is aan de ene kant een tedere vertelling geworden over de vriendschap die ontluikt tussen een oorlogskok en een kindslachtoffer. Tortot is de harde gevoelloze kok (het al eerder geziene vissenkind?) die alleen wil overleven in een leger dat wint. Bij hem in de keuken kruipt uit een augurkenton George (een schitterende poppenmanipulatie), een kind zonder benen. Aan flarden geschoten.
Het is mooi om te zien hoe bij de gevoelloze kok toch empathie groeit voor het kind en hoe hij alles voor dat kind zal doen om hem te beschermen. Hij zorgt voor een operatie om de infecties bij George stop te zetten. Dat levert een hallucinante scène op, waarin drie poppengeraamtes van broers en zus de kleine George proberen over de doodsgrens te halen. Wat (nog) niet lukt.
De kok is een levend personage dat overtuigend vertolkt wordt door Koen Janssen en de halve George is een pop, formidabel in stem en beweging gemanipuleerd door Patrick Vervueren. Aan de andere kant is Tortot ook een keiharde vertelling over oorlog in al zijn absurditeit. Filip Peeters en Gert Jochems spelen dat als personages en als manipulators van machtsgeile en domme poppen, samen met Heleen Haest.
Lokale muzikanten
Aminata Demba flaneert als een Mutter Courage door de oorlogstaferelen. Uitvergrote attributen en props, zoals een heel grote taart (‘de taart van Troje’), maken de groteske visualisering compleet. Tussen die twee vertellingen speelt en beweegt zich de fanfare, samengesteld door lokale muzikanten. De muzikale composities van Bert Bernaerts zorgen voor gepaste overgangen en voor hartverwarmende sfeer. Beide verhaallijnen (in een script van Roets&Vissers) gaan in elkaar over, meestal ritmisch, maar niet altijd. Gaandeweg weegt het spectaculaire oorlogseinde zwaar door en verdringt het bijna de tragedie van het oorlogskind.
Marc Maillard (van FroeFroe) en Jo Roets (Laika) zorgen voor een sprankelende regie, maar niet altijd. Sommige scènes worden uitgesponnen en missen vlotheid. Alles bij elkaar maken het sprookjesachtige en de vaak keiharde, zwarte humor, de voorstelling tot een groteske, schrijnende bespiegeling over de realiteit.
En Laika zou Laika, het theater der zinnen, niet zijn als er geen lekker eten was. Peter De Bie toverde een aangepaste oorlogsdis. Ook daarvoor wil ik u warm maken. Als verwelkoming krijgen we een blaadje Romeinse sla met lambiek-vinagraitte. Tussendoor is er een komkommersoep met dille als hoop op eeuwige vrede. Als de fanfare de originele dodenmars heeft gespeeld, verandert de scène in een Breugheliaanse eetzaal.
Verrast kijken we naar de vlotte ombouw door de acteurs en spelers, nog meer verbaasd zijn we de snelheid waarmee voor 300 mensen een troostrijke maaltijd geserveerd wordt, met ‘vurige komkommers’ en ‘gepekelde daikon, uit Tortots geheime voorraadvat’, met een prikkelend drankje en een ‘portie Verboden Rijst van de Keizer, een zwart en zeer smaakvol afrodisiacum, voorbehouden aan de grootsten der aarde’ en nog andere lekkernijen. De menukaart besluit: ‘Algeheel vegetarisch omdat eten zonder vlees en vis eigen aan elke oorlog en beter voor de aarde is.’
Foto’s: Sigrid Spinnox