In Let’s Get Loud blikt Stephanie Louwrier op De Parade in Den Haag terug op haar stembandenoperatie. Ondertussen eet actrice Patsy Kroonenburg een rookworst en neemt een slok energiedrank, haar personage Shelly wil haar stem juist eens laten horen. (meer…)
In de Nederlandse versie van The Second Woman, het uitputtende theaterexperiment van Anna Breckon en Nat Randall, speelde Georgina Verbaan tussen vrijdag 16:00 uur en zaterdag 16:00 uur honderd keer dezelfde afscheidsscène. Theaterjournalist Sander Janssens zat zo’n 18 uur in ITA. Conclusie: het is een interessant experiment, dat soms enerverend is, maar ook vaak domweg saai is om naar te kijken.
Een non-descripte, anonieme ruimte met een inwisselbaar standaard-interieur: de vloerbedekking en muren plucherood, in het midden een laag tafeltje tussen twee stoelen, een fauteuil in de hoek achterin, daarnaast een plant, schemerlamp en een muziekinstallatie. Het is typisch een ruimte die is ingericht door iemand die er zelf niet woont, maar wel heeft gepoogd een soort middenmoot-huiselijkheid te creëren; een hotelkamer, waarschijnlijk.
Een driekwart gevulde Rabozaal begint uit zichzelf te fluisteren, een paar minuten voor vier uur. Je voelt de gedeelde spanning onder de toeschouwers, die zich bij voorbaat al in een bondje verenigen met Verbaan en de uitputtingsslag die zij op het punt staat te ondergaan. Aanzwellende pianomuziek doet een duit in het zakje.
Dan gaat de deur rechtsachter open en komt een vrouw binnen: haar jurk is even rood als de ruimte, ze lijkt wel te verdwijnen als ze een trolley met drank en glazen heeft binnengereden en plaatsneemt op een stoel. Ze wacht op haar geliefde, haar minnaar, haar tegenspeler – gespannen en verwachtingsvol, ook wel dromerig misschien. Het is een prachtige, verstilde opening van een carrousel waarvan iedereen weet: eenmaal aangezwengeld, is het niet meer te stoppen. Nu kan ze nog terug, denk je onwillekeurig, maar ze blijft.
Dan gaat ze staan, loopt naar de muur, gezicht van de kamer afgewend, rug richting deur. Later zullen we dit herkennen als routine, als aankondiging van een nieuw afscheid, het zoveelste. De deur gaat open en een lange man stapt de kamer binnen, loopt recht op haar af, vangt haar blik.
Dansen, klimmen, stoeien, vechten
The Second Woman – gebaseerd op een scène uit John Cassavetes’ Opening Night – draait om het afscheid tussen Virginia (Verbaan) en Marty. De titel doet vermoeden dat zij zijn minnares is, maar de scène geeft daar geen concrete aanwijzingen voor.
Ze eten noedels, wisselen een vluchtige kus uit, zij bekogelt hem met eten en ze dansen hun laatste ‘slordige dans’. Verbaans tekst staat in principe vast (ze mag een beetje reageren op haar tegenspeler), de acteurs die Marty spelen, krijgen rondom een aantal vaste zinnen wat improvisatieruimte. Na een minuut of tien sommeert zij de ander te vertrekken. Marty mag kiezen met welke zin hij de ruimte weer verlaat: ‘Ik hou van je’ of ‘Ik heb nooit van je gehouden’.
Verbaan had zichtbaar moeite om uit de startblokken te komen. De eerste uren speelde ze vooral reactief, bekende weinig kleur, waardoor de scènes vlak en tamelijk saai bleven. Naarmate de avond vordert, komt ze wat meer op dreef, laat ze de teugels allengs vieren. Dat begint met het dansen, dat steeds meer in elkaar klimmen, stoeien, vechten wordt – er komt theatraliteit en betekenis is. Hoe speelser Verbaan wordt, hoe spannender de scène in principe wordt. ‘Ik hou van jou’ blijkt ook heel goed een verwijt te kunnen zijn, een kus vijandig, de ander bekogelen met noedels kan een daad van pure hartstocht zijn.
Toch blijft het een ronduit taaie zit. De keuze van de makers om Verbaan tegenover niet-professionele acteurs te zetten, pakt – een aantal uitzonderingen daargelaten – vaak tenenkrommend slecht uit. Potentieel interessante spelingangen blijven onopgemerkt of worden doodleuk gesaboteerd, er is amper sprake van dramatische dubbelheid en meerlagigheid legt het categorisch af tegen willekeur, waarin handelingen of emoties volstrekt onbegrijpelijk bleven. De laatste zin, een potentieel veelzeggende en belanghebbende keuze, komt daardoor vrijwel nooit voort uit de ontstane scène en de opgebouwde relatie, maar is een betekenisloze uitsmijter.
Inleiding noch inbedding
Sommige tegenspelers brengen een spannende geschiedenis met zich mee (‘sorry dat ik je geslagen heb’ of ‘we hadden sámen naar de kliniek moeten gaan’), en injecteren de dialoog zo met lading. Al lukt het zelden om die ontstane spanning de hele scène effectief vast te houden.
Eén ding is zeker: het is geen scène die van zichzelf per se goed of interessant is. Achteroverleunen of vertrouwen op de tekst is eigenlijk geen optie. De taal is niet poëtisch of bijzonder, maar neigt met grote woorden als ‘houden van’ en ‘goed genoeg’ zijn, eerder naar melodrama. In de tien minuten dat de scène ongeveer duurt, zitten behoorlijk wat omslagen en ontwikkelingen, voorzien van inleiding noch inbedding. Zelfs voor professionele acteurs lijkt het me al moeilijk hier iets van te maken dat zowel enigszins begrijpelijk als dramatisch interessant is.
Het mooist zijn eigenlijk de momenten waarop Verbaan alleen op het podium staat en rustig de noedels, sliert voor sliert, van de grond raapt, de glazen opruimt, en weer plaatsneemt op haar stoel. Daarin resoneert de voorbije scène, terwijl de spanning voor de volgende tegenspeler langzaam oploopt: een betekenisvolle combinatie van verwachting en ontlading, gevangen in een terugkerend, verstild theaterritueel waarmee je je als toeschouwer gretig verbindt. Dan is er geen taal, geen tegenspel, geen routine aan handelingen, dan zien we iemand die het midden houdt tussen Virginia, Verbaan en onszelf, de toeschouwer.
Hysterisch of geil
The Second Woman is hooguit interessant als je loskomt van de scène en de boog van het personage/de actrice meekrijgt. Verbaan is aanvankelijk dienstbaar (16:00 uur), wordt naarmate de avond vordert speelser en losser (20:00 uur), gaandeweg – herkenning! – ook zichtbaar geïrriteerder (06:00 uur) en vervolgens moe maar strijdlustig (12:00 uur).
Ze is de enige vrouw op de speelvloer: de spil waar alles om draait en tegelijkertijd niet bij machte om echt te handelen, gedoemd tot incasseren. Regelmatig krijgt Verbaan/Virginia van de (improviserende) mannen te horen ‘hysterisch’ te zijn, waarna gehaast een compliment over haar uiterlijk volgt (soms voorzien van een pseudo-geruststellend ‘maar je bent wel geil’, of iets in die problematische trant).
Haar toenemende vermoeidheid, haar beperkte bewegingsruimte en haar onmogelijkheid om het verloop wezenlijk bij te sturen, krijgen gaandeweg een betekenis die de vaak al te banale theaterrealiteit ontstijgt. In de emoties die Verbaan, bijvoorbeeld in die verstilde intermezzo’s tussen twee scènes, laat zien – verveling, vermoeidheid, frustratie, verbetenheid – schemert af en toe commentaar op haar kwetsbare positie door.
Fijn is dat het publiek (dat om vijf uur ’s ochtends nog steeds de halve zaal vult) ook steeds meer van zich laat horen, en Verbaan in de zware, vroege uurtjes regelmatig bemoedigend toejoelt als ze verbaal of non-verbaal van zich afbijt.
The Second Woman gaat dus vooral ook over genderrollen, macht en afhankelijkheid. De makers leveren inherent commentaar op de positie van de vrouw, die al te vaak tot speelbal van anderen (vooral mannen) wordt gereduceerd.
Maar het is hard werken om die boodschap eruit te peuren.
Foto boven: Ada Nieuwendijk
Foto’s midden en onder: Fleur Mulder
Een beetje laat deze reactie, maar ik loop al ruim een week te denken over de marathon-performance The Second Woman van Nat Randall en Anna Breckon: wat hebben we nu eigenlijk gezien? Een briljant kunstproject? Een boeiend theaterexperiment? Of was het een gehypet theaterspektakel dat uiteindelijk toch een beetje tegenviel. Ik ben er nog steeds niet helemaal uit – maar hier volgen een week na de maaltijd nog een paar likjes uit mijn potje mosterd.
In Melbourne was The Second Woman in ieder geval een groot succes en in London stonden er de hele dag en nacht lange rijen voor de deur van de Young Vic om de performance met de actrice Ruth Wilson te kunnen zien. Dan viel het aantal bezoekers in Amsterdam toch wat tegen: de Rabozaal was vaak maar half gevuld en met het oog op de verwachte toeloop voor de live-stream waren in Tuschinski extra zaalwachten aangetrokken, maar daar zat nooit meer dan een handjevol mensen in de zaal. Nu nodigden de matige beeldkwaliteit en het beroerde, dikwijls niet-synchroon lopende bioscoopgeluid ook niet uit om lang te blijven zitten, en de extreem hoge HF-entreeprijzen in ITA waren natuurlijk ook een flinke drempel, maar toch: het festival had vast op flink wat meer bezoekers gerekend.
Net als in Melbourne en London waren de kritieken hier wel lovend, en dan natuurlijk vooral over de geweldige prestatie die Georgina Verbaan met deze marathon-voorstelling heeft geleverd. Maar zoals Sander Janssens hierboven terecht opmerkte, ontbrak het vaak wel aan werkelijke spanning of diepte en was het spel met de niet-professionele tegenspelers vaak ronduit saai.
Over de vraag of de marathonvoorstelling ook in artistieke zin interessant was, zijn de meningen verdeeld. Was het allemaal de moeite waard? Zijn de makers geslaagd in hun opzet? Wat was de opzet eigenlijk? Wat wilden de makers vertellen? Wat was de bedoeling?
Daarover zijn Nat Randall en Anna Breckon namelijk niet altijd even duidelijk. Enerzijds zeggen zij als queer kunstenaars bijzonder geïnteresseerd te zijn in de ‘perfomative aspects of gender’. De laatste tijd heeft iedereen het in de kunst opeens over performatieve dit en performatieve dat, en mij is niet altijd duidelijk wat daar dan precies mee wordt bedoeld, maar ik denk wel te begrijpen dat Randall en Breckon willen onderzoeken hoe mannen en vrouwen juist in hun manier van doen van elkaar verschillen: mannen stappen op een andere manier een kamer binnen dan vrouwen, betuigen op een andere manier spijt, vragen op een ander manier om vergeving, tonen op een andere manier hun genegenheid, lopen anders, eten anders, etc. Ik snap dus wel dat ze deze performance hebben opgezet als een onderzoek naar het gedrag van mannen: door honderd verschillende mannen in dezelfde situatie te plaatsen, wordt zichtbaar hoe mannen zich op verschillende manieren gedragen. Prima.
Maar dat was niet hun enige motief voor dit project. Randall en Breckon noemen namelijk ook de klassieke Hollywoodfilms uit de jaren ’50 en ’60 als inspiratie. En ze hebben een enorme fascinatie voor Gena Rowlands in de film Opening Night van John Cassavetes. Ook dat begrijp ik goed want dat is inderdaad een meesterlijke film over performen (en over veel meer, maar dat voert hier te ver).
John Cassavetes heeft ooit verteld dat hij al zijn films met Gena Rowlands eigenlijk hoofdzakelijk maakte om te kunnen doorgronden wie deze wonderlijke vrouw (zijn echtgenote) was – hij wilde begrijpen wat zich werkelijk onder de oppervlakte van haar bijzondere schoonheid afspeelde. Dat is vooral te zien in Opening Night waar de camera continu op zoek is naar wat er gebeurt in het gezicht van de actrice: wat speelt zij, wat is echt, wanneer doet ze alsof, wanneer neemt zij een houding aan, waarom doet zij iemand na, trekt ze rare gezichten?
Vooral in de scène die John en Gena met elkaar repeteren (als ex-geliefden in het toneelstuk getiteld ‘The Second Woman’) gaat het acteren alle kanten op en tuimel je als kijker van de ene in de andere laag. Niet verwonderlijk dat Randall en Breckon enkele regels tekst uit deze scène hebben gekozen voor hun scène voor de 24-uur performance.
Maar op het einde van Opening Night gaat dezelfde scène nog een paar stapjes dieper als Gena Rowlands acteert dat ze op de première als dronken actrice voor een volle zaal speelt dat ze er geen zin meer in heeft en de hele voorstelling naar haar hand zet door net te doen alsof ze niet speelt wat ze moet spelen maar met allemaal komische gezichten en gebaren haar tegenspeler – gespeeld door Cassavetes – uitdaagt om ‘echt’ tegenspel te bieden, terwijl Cassevetes (haar man en regisseur van de film) speelt dat hij haar als acteur terug naar de scène probeert te brengen, en zij beide ondertussen enorme lol hebben omdat ze nog niet weten of hij haar (net als in hun vorige film) nu wel of niet echt gaat slaan. Bent u daar nog…?
Als filmkijkers zien wij hoe de man en de vrouw in deze onmogelijk ingewikkelde situatie continu verschillende rollen aannemen. Ik begrijp dus wel waarom Rendall en Breckon stukken uit deze scène hebben gebruikt voor hun onderzoek naar de performative aspects of gender.
De actrice die niet accepteert dat zij volgens het script van het toneelstuk geslagen wordt, is overigens een sleutelscène in de film Opening Night. Een van de redenen waarom Cassavetes films met actrices als Gena Rowlands is gaan maken, was dat hij een enorme hekel had aan de manier waarop vrouwen in klassieke Hollywoodfilms altijd als grillig en zwak werden neergezet. Let maar op: in die films uit de jaren ’40 en ’50 komt er altijd een moment waarop de emotionele, irrationele hysterische vrouw met een klap tot de orde wordt geroepen. In de film laat Cassavetes het de producer van het toneelstuk in een telefoongesprek met de actrice ook letterlijk zeggen: “It’s a tradition. Actresses get slapped. It’s mandatory – you get hit.”
Leuk al deze achtergrond bij de scène, maar daar hebben wij als bezoekers van de 24-uur performance natuurlijk niets mee te maken. Wij zien slechts Georgina Verbaan met een blonde pruik als een actrice uit de jaren ’60 honderd keer dezelfde breakup-scène spelen.
Even voor de goede orde: Georgina is geweldig en met haar blonde pruik en klassieke rode jurk ziet ze er werkelijk uit als Gena Rowlands in de rol van Virginia in het toneelstuk The Second Woman. Hoe kalm zij aan het einde van de scène telkens op dezelfde manier de rommel opruimt en alles op de set klaarzet voor de volgende scène, is ook van een adembenemende schoonheid: het bevallig door de knieën zakken, voorzichtig bukken, langzaam overeind komen, het zwikken van de enkel, de kalme veeg gebaartjes, het afwenden, vermoeid rondkijken, weer gaan zitten, zachtjes een haarlok uit het gezicht strijken en de handen in haar schoot vouwen – het is allemaal even prachtig. Zo ook het minutenlang stilzitten op de stoel en voor zich uit staren, maar daarover straks meer.
In schril contrast met deze schoonheid, waren de scènes die zij met de honderd mannen moest spelen. Sander Janssens noemt het hierboven soms saai, maar dat lijkt mij vriendelijke manier om te zeggen dat het tegenspel van de mannen negen van de tien keer tenenkrommend was. En dat lag niet aan Georgina Verbaan, die duidelijk heel goed naar Gena Rowlands heeft gekeken en veel van haar blikken en gebaren en maniertjes inzette om nog iets van de scène te maken. Waarom stelden de scènes met de mannen dan toch zo teleur?
In Melbourne speelde Nat Randall zelf de actrice in de 24-uur performance. Ik heb begrepen dat het in die eerste versie nog een scène van twintig minuten was met aanzienlijk meer ruimte voor improvisatie. Ik kan mij voorstellen dat er dan ook werkelijk opmerkelijke verschillen tussen de mannelijke tegenspelers zichtbaar worden. In London was de scène teruggebracht tot dezelfde tien minuten als die in Amsterdam. Maar ja, wat theater betreft is iedereen in Groot Brittannië natuurlijk gepokt en gemazeld, dus het acteren van de ongetrainde spelers zal daar ongetwijfeld van een hoog niveau zijn geweest. Volgens de recensies wisten de meeste deelnemers goed tegenspel te bieden en leverde dit veel grappige, boeiende of in ieder geval interessante scènes op. Maar in Amsterdam moest de arme Georgina soms letterlijk op de mannen kruipen om nog iets van tegenspel te krijgen.
Midden in de nacht mocht ik ook een keer haar tegenspeler zijn. Ik weet dus hoe alle mannen zijn geïnstrueerd en kan zeggen dat het beslist niet moeilijk was om de scène in te studeren. Iedereen mocht zelf bedenken met welk spijtbetuiging je de scène wilde openen en daarna mocht je ook zelf bepalen op welke manier je de rol van ‘Marty’ wilde spelen. Maar de tekst en het verloop van de scène lag wel vast en het was niet bedoeling om daarvan af te wijken.
Dat laatste gold zeker voor Georgina. Het ging er immers om dat zichtbaar zou worden hoe verschillend de mannen in dezelfde scène zouden reageren op telkens dezelfde vragen en antwoorden van ‘Virginia’. De spelmogelijkheden van Georgina waren dus uiterst beperkt. En toch was zij eigenlijk continu degene die de scène stuurde. Dat pleit natuurlijk voor haar kwaliteit als actrice, maar je zou ook kunnen zeggen dat de Nederlandse mannen gewoon te zwak tegenspel boden.
Maar misschien was dat ook de bedoeling. In een interview vertelden Randall en Breckon namelijk, dat zij met de performance wilden onderzoeken hoe mannen in verschillende landen met de scène zouden omgaan – hoe verschillend zij zich in die landen als man gedragen. Ik heb geen enkel optreden van Australische en Britse spelers gezien, maar wat gender gerelateerd gedrag betreft kunnen Nederlandse mannen duidelijk nog wel wat sleutelen aan hun performatieve kwaliteiten.
Misschien pleit dat ook voor de Nederlandse man: dat hij zijn mannelijkheid niet voluit presenteert, maar zich zonder enige gêne vrijwillig gewoon voor lul laat zetten. Ik heb niet de volle 24 uur gezien, maar wat ik wel heb gezien, was in ieder geval tenenkrommend. En misschien was dat ook precies wat Randall en Breckon hier in Nederland wilden presenteren: een polonaise van hoogst gênante optredens die lieten zien hoe weinig zelfbewust Nederlandse mannen zich gedragen.
Dat lijkt mij behoorlijk geniaal. Maar eerlijk gezegd denk niet dat zij deze performance zo goed hebben doordacht. Volgens mij was het toch vooral een experiment: laten we eens kijken wat er gebeurt als we verschillende mannen dezelfde rol laten spelen in een breakup-scène gebaseerd op een fantastische scène met Gena Rowlands.
Niets mis met een experiment, maar van de belangrijkste voorstelling van het Holland Festival verwacht je toch iets dat misschien niet super-interessant, maar op zijn minst toch enigszins onderhoudend is. En dat was The Second Woman voor mij in ieder geval niet.
Had het anders gekund? Ik denk het wel. Wat als Georgina professionele acteurs als tegenspelers had gehad? Ongetwijfeld hadden die de enigszins vlakke dialoog veel meer gewicht en betekenis kunnen geven. En als je werkelijk geïnteresseerd bent in gedrag en gender: was het niet veel interessanter geweest als de rol van Georgina in de breakup-scène om en om door een man en vrouw werden gespeeld? En als het ging om de verschillen tussen mannen in verschillende landen, waarom waren de performances in Melbourne en London dan nergens te zien, zodat ook wij als publiek het gedrag van die Australische en Britse mannen konden vergelijken?
Allemaal dingen die de 24 uur performance vermoedelijk wat minder saai, en inhoudelijk wellicht ook interessanter hadden gemaakt. Nu bleef het toch vooral een endurance-game: gaat Georgina het volhouden? Dat deed zij inderdaad – met verve en daarvoor natuurlijk alle lof.
Tot slot nog even iets over het langdurig stilzitten van Georgina tussen de scènes. Zoals gezegd was dit een adembenemend mooi en – vooral door de consequente herhaling – geladen beeld. Maar wat was de betekenis, of laten we zeggen: de associatieve inhoud van dit beeld? Zoals Georgina daar met gevouwen handen in de schoot zat en stil voor zich uit staarde, deed zij mij namelijk sterk denken aan hoe de Vlaams Primitieve hun madonna’s schilderden: ongenaakbaar, verstild en vooral heel erg dociel. En dat is precies wat mij op den duur enorm begon tegen te staan: het was een prachtig, maar op een Hollywood-achtige manier ook vreselijk stereotiep beeld van een gelaten, ik zou bijna zeggen: geslagen vrouw. Dit was dus precies het serviele vrouwbeeld waaraan John Cassevetes zo’n hekel had en dat hij in zijn films met Gena Rowlands wilde corrigeren.
Met dit vreselijk reactionaire vrouwbeeld lieten Randall en Breckon zien dat de inhoud van deze performance hen eigenlijk nauwelijks interesseerde en zij vooral gefascineerd zijn door de aantrekkelijke Hollywood look van de jaren ’50 en ’60. Artistiek bleek het uiteindelijk dus toch meer vorm dan inhoud. Ofwel: much ado about nothing.