Op afstudeerfestival ENTER begeleidt Theaterkrant 15 nieuwe theaterwerkers bij hun eerste recensies. Deze recensie is geschreven door een van de deelnemers van het traject, Eva Graaff.

Drie stroken grasmat bekleden de vloer. Het publiek mag aan weerszijden hiervan of op de tribune plaats nemen. Ṣayọ Cadmus en Mike Zanting, samen De Brakke Hond, lopen rond in nep ogende Romeinse legerkostuums. Deze bewerking van een historische tragedie van William Shakespeare begint met de spelers als vertellers: vol enthousiasme schetsen zij – soms simultaan pratend en begeleid door magisch klinkende muziek – de personages waar ze zo in zullen transformeren.

Deze transformatie gebeurt door de kostuums uit te trekken, waaronder modern uitziende bloesjes en korte broeken tevoorschijn komen. Deze kostuums blijven redelijk neutraal, zonder al te veel persoonlijkheid toe te voegen, maar één ding is duidelijk: deze Cleopatra en Marcus Antonius komen uit de eenentwintigste eeuw. Al is het maar door hun telefoons die afgaan met prr prr- en tuut-geluiden die de spelers zelf produceren. Hun problemen blijven echter dezelfde die Shakespeare ooit neergepend heeft. Soms herken ik de push-and-pull van hun liefdesverhaal; Cleopatra blijft een koningin en Antonius een generaal. Twee figuren die ver weg van me staan, zeker in de huidige tijd.

Een toneeltekst die oorspronkelijk vierendertig sprekende personages telt met maar twee acteurs opvoeren is geen peulenschil. Het publiek wordt dan ook dikwijls ingezet: als tegenspeler, als lakei om kostuums aan te geven, als bode die nieuws komt brengen. Soms worden er spullen redelijk ruw teruggegooid of roepen de spelers dat iemand harder moet praten. Ze nemen daarmee een risico waardoor ik wat gespannen op mijn stoel zit; wil iedereen hier wel aan meedoen? Het participerende publiek wordt echter na afloop hartelijk bedankt en krijgt ook applaus.

Zelf spelen Cadmus en Zanting duidelijk met veel plezier. Er wordt gerend, gekieteld, verschillende accenten worden opgerakeld en ze laten het metrum van Shakespeare erg natuurlijk van hun tong af rollen. Alles wordt overtroffen wanneer ze er naar het einde toe nog een schepje bovenop doen en groteske en clowneske versies van hun personages neerzetten; schijnbaar om kritiek te leveren op hun ‘Romeo en Julia’-achtige dood.

De voorstelling draagt een sterke feministische en anti-oorlogstoon. De actualiteit dringt zich zowel in tekst als beelden op. Soms iets te duidelijk naar mijn smaak, in een zin als: ‘Nu moet ik ook dood gaan, ik kan toch niet leven zonder een man aan mijn zijde’, die naar de man-vrouwverhouding in zo’n klassieke tragedie verwijst. Het oorlogsthema uit zich in geluiden van hedendaagse vliegtuigen en schoten; in de tekst gaat het nog steeds over zwaarden. De geluiden roepen extra spanning op, hoewel het niet altijd even duidelijk is waarom ze specifiek op dat moment in de dramaturgie worden ingezet. Er worden zakken over de hoofden van het publiek getrokken alsof ze gegijzeld zijn. Een zinderend actueel beeld waar van tevoren al voor gewaarschuwd werd. Ik krijg het even benauwd, maar na een tijdje vergeet ik de ‘gijzelaars’ ook weer; een pijnlijke realiteit. (Ik heb het toch maar even nagevraagd: ze konden door de stof heen kijken en hebben toestemming gegeven.)

Ik ben vooral fan van de subtiliteit van de actualisering die om de hoek komt kijken als Antonius twijfelt of hij zich heeft laten afleiden door zijn verliefdheid – vroeger was dat dan de schuld van de vrouw, maar het spel van Zanting haalt mij naar het nu en ik denk: vragen wij ons dat niet allemaal soms af? Wanneer hij een dronken overwinningsspeech houdt en de Nederlandse klassieker ‘Eenzaam zonder jou’ van Hazes op een meesterlijke manier voor ‘Cleo’ zingt, raak ik de tijdsduiding op een fijne manier bijster. Dit soort toewijding en verwarring heeft, al dan niet in een andere vorm, vroeger ook bestaan.

Het meest bijzondere moment van de voorstelling moet ik toch aan het einde toeschrijven. Na de dood van beide personages komen de spelers langzaam overeind: ‘Denk je dat ze erin zijn getrapt?’ Een ludieke verwijzing naar het publiek dat naar hun toneelstukje heeft gekeken, maar ook naar de personages zelf. Ze bewegen samen over het podium, spreken van een wandeling die Cleopatra en Antonius maken. Bijna stappen ze weer in hun vertellersrol, maar dit keer voeren ze alles uit dat ze bedenken.

Samen creëren ze een nieuw leven voor hun personages: eentje met tuinieren (misschien geïnspireerd door het samen begraven worden?), een gekraakt huisje en glitter make-up voor Antonius. Zo geven ze een ander einde, wat er zou kunnen zijn geweest als deze mensen niet in hun gender- en maatschappelijke rollen zouden zijn geperst. Ik mag getuige zijn van hoe Cadmus en Zanting, langzaam en voorzichtig, steeds een stapje dichter bij zichzelf uitkomen. Ze vragen zich af wat de personages hiervan door zullen geven aan hun kinderen, zodat zij het beter kunnen doen. Midden in de laatste ‘Ik vraag me af of…’ dooft het licht en eindigt de voorstelling, maar de vragen blijven rondzingen.

Foto: ENTER