Op afstudeerfestival ENTER begeleidt Theaterkrant 15 nieuwe theaterwerkers bij hun eerste recensies. Deze recensie is geschreven door twee van de deelnemers van het traject, Dionne Gillis (DG) en Femke Brinksma (FB). Ze bespreken de voorstelling Boys Won’t Stop aan de hand van een dialoogrecensie.

Trappend tegen de kaders van het patriarchaat onderzoeken vijf jongens hun blik op wat man-zijn kan zijn. De fysieke voorstelling Boys Won’t Stop van afstuderend theatermaker Danilo Nisi (HKU Theatre & Education) laat op fragmentarische wijze zien hoe het onhaalbare ‘ideaal’ van mannelijkheid juist ook op hen, de mannen, drukt.

Er zijn vijf jongens op het toneel. Stevanio Talea, Mounssif el Yamlahi, Sam Titshof, Jelle Ozinga en Taco Ritsema van Eck liggen, zitten, kijken hoe het publiek binnenkomt. Achter hen liggen stapels autobanden – een decor (gemaakt door Puck Lindeman) dat eenvoudig lijkt, maar veelzijdig blijkt.

Een speler duwt een ander en al gauw bevinden ze zich in een chaotisch speelveld van haast kinderlijke ‘stoerheids’-competities. Een van hen zit met een gebroken been in een rolstoel en kan niet aan de wedstrijdjes meedoen, maar dat lijkt voor de rest geen punt te zijn. Hij richt zich zo nu en dan tot het publiek om het tafereel samen met ons te aanschouwen. Er hangt een gemoedelijke sfeer en de klungeligheid waarmee de spelers zich van hun beste kant willen laten zien, is bijna aandoenlijk. ‘Wat is man?’, is de vraag die terugkeert. ‘Hij is man,’ antwoorden ze dan zelf. ‘En hij. En hij. En hij.’

Er worden aanzetten gemaakt om mannelijkheid vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Hoe lang kan je een autoband boven je hoofd houden, hoe hard kan je schreeuwen, duwen, rennen? En maakt dit iemand tot man? Een van de jongens vertelt dat hij, als hij zich zijn biologische vader herinnert, moet denken aan verdrinken. Letterlijk, omdat die vader ooit toekeek hoe hij verdronk en hij door de buurjongen gered moest worden.

Een van de jongens loopt met gestifte lippen naar het publiek en vraagt: ‘Vind je me mooi?’ Een intieme verstrengeling en een gevecht blijken als ze naast elkaar geplaatst worden best soortgelijk. In deze montage van korte scènes, waarin veel wordt aangekaart, stelt Nisi dat de man aan zet is in het streven naar gelijkwaardigheid. Maar welke zet is volgens hem de juiste?

DG
De spelers gaan met elkaar de strijd aan. Toch vraag ik me bij elke poging steeds weer af of het wel de winst is waarnaar ze verlangen, of dat ze eigenlijk hopen op een ingang om te laten zien dat er meer dan één manier is om man te zijn. Ook deze jongens, die zo hard proberen mannelijk te zijn, hebben misschien gewoon een knuffel of wat zachtheid nodig.

Dat zie ik terug in hun onderlinge contact. Daar waar ze elkaar – op soms onhandige wijze – pushen om sterker, stoerder of meer man te zijn, voel ik juist de opening tot zachtheid en troost. Bij elkaar kunnen ze hun verschillende vormen van mannelijkheid omarmen en hun emoties iets meer aangaan. Al blijft het bij voorzichtige pogingen.

FB
Ze lijken iets te bestrijden: verwachtingen van hun omgeving, van henzelf? Maar wat deze verwachtingen precies omvatten, wordt me nog niet altijd duidelijk. ‘We zitten vast in een systeem dat door onszelf is gebouwd, maar wij zijn ook gewoon de weg kwijt.’ Deze zin keert een aantal keer terug. De jongens lijken in hun gevecht te blijven steken aan de oppervlakte. Zou dat juist het punt kunnen zijn, dat zij het ook niet weten?

In dit verband is de keuze opvallend om de muzikant, violiste Anne Roos Hoijtink, mee te laten spelen in de voorstelling. In eerste instantie is ze naast alles wat zich op de vloer afspeelt makkelijk te missen, maar het maakt een interessant beeld: de zoektocht van een groep jongens naar hun mannelijkheid, onder het toeziend oog van een vrouw die zwijgt maar wel musiceert. Ze wordt één keer erkend: ‘Hij is man. Hij is man. Zij is vrouw. Hij is man.’ Wat zou de afweging zijn geweest om één vrouwelijke muzikant mee te laten spelen in een voorstelling die zo expliciet gaat over mannelijkheid?

DG
In de zoektocht van deze mannen is nog geen ruimte voor de vrouw. Zoals ze zelf stellen zijn zij aan zet. Dit is voor de mannen een nieuwe, onbekende stap en iets dat ze eerst zelf willen of zelfs moeten uitvogelen.

In de veelheid aan facetten die in Boys Won’t Stop worden aangekaart zit een vluchtigheid, waardoor je als kijker misschien net niet volledig de diepte wordt ingetrokken. Wel denk ik dat het past bij een eerste zet. Ze zijn heel scherp in hun analyse dat ook zij nog verdwaald rondlopen.

Er moet iets veranderen in het systeem, maar verandering kost tijd. Het is niet haalbaar om in een uur generaties aan toxische masculiniteit om te draaien, maar de eerste stapjes worden gezet. De jongens stellen dat het nu de taak van de man is om elkaar te leren dat mannelijkheid niet zit in het alsmaar harder schreeuwen, in boosheid of in kracht. Het is namelijk ook de man die deze kaders uiteindelijk zelf heeft bedacht.

FB
De momenten waarin de spelers op zoek waren naar manieren om liefde en zorg naar elkaar te uiten, raakten me. Een net iets te harde klap op de rug in een poging de ander te troosten, om vervolgens toch in een omhelzing te belanden, het uitdagen van de ander om tot het uiterste te gaan omdat dat in hun ogen belangrijk is, het ruimte maken voor elkaar om hun verhaal te doen. De onderliggende zachtheid waar je het over hebt was op zulke momenten voor mij erg voelbaar.

Die zoektocht, binnen de facetten van mannelijkheid die Nisi koos aan te kaarten, wordt getoond, maar nog niet erg uitgediept. De bereidheid is er, het materiaal ook, nu nog de handvatten om deze zet van de man op de weg naar emancipatie te maken.

Foto: Julia Xykominou