Op afstudeerfestival ENTER begeleidt Theaterkrant 15 nieuwe theaterwerkers bij hun eerste recensies. Deze recensie is geschreven door een van de deelnemers van het traject, Jelle Stiphout.

De geur van verbrande salie prikt in mijn neus terwijl ik studio 2 van de HNT Studio’s binnenstap. Ik word verwelkomd door een jonge vrouw met een stralende glimlach, gekleed in een lange witte tuniek en krijg iets kleins in mijn hand gestopt.

Een gedroogde vrucht?’, vraag ik me af, terwijl ik een plek in de ruimte zoek. Het publiek mag zelf een plek kiezen in de ruimte waarvan in het midden een wit kleed ligt uitgespreid op de grond. Aan het hoofdeind van dat doek staat een schaal met water. Ik ben beland in een ritueel met de titel A Beginning For The Dead van Liza Bukina (die afstudeert als Artist Educator aan ArtEZ in Zwolle).

Al snel vormt het publiek een grote cirkel rond het kleed. De jonge vrouw stapt de cirkel in en begint rond te lopen. Het ritme van haar pas heeft een kalmerende werking. Het voelt als de collectieve hartslag van een groep individuen die opgaan in de gezamenlijkheid van een publiek. De jonge vrouw vertelt ons dat we in deze performance samen zullen maken, en dat wij als publiek tijdens de performance, waar ze ons geheel doorheen zal leiden, onze relatie tot haar mogen onderzoeken. We mogen haar aanraken, we mogen onze ogen sluiten en in de hoek gaan staan. Alles mag en ze heeft er geen bedoeling mee. Je moet doen wat goed voelt voor jou.

Ik denk even aan Marina Abramović. Die gaf ooit in een soortgelijke setting het publiek een vergelijkbare opdracht. Daar stond echter een tafel klaar met objecten als messen, kettingen en zelfs een geladen pistool. Dat was in een galerie. Vandaag zijn we in een theaterzaal. Ook is de toon veel vriendelijker hier. Alles gaat met zorg. We gaan het samen doen en zij zal ons er doorheen leiden.

Ze gaat op het witte kleed liggen. Haar armen liggen los langs haar lichaam en ze begint diep in en uit te ademen. Het is doodstil. We luisteren naar haar ademhaling. Het beeld roept voor mij associaties op met dat van een aanstaande geboorte, een operatietafel, of misschien een altaar of offerplaats. Het publiek schuifelt een beetje op hun plek. Ik kijk langs het publiek en vraag me af wie de eerste zal zijn die een grote verplaatsing maakt en ook hoe lang dat zal duren. Bij participatief theater, zeker in een grote groep, beginnen er plotseling andere zaken te spelen: een zekere groepsdruk en de vraag wie het eerste durft en of je door wat je doet niet iets verstoort in de performance. Er ontstaat een aftasten van regels en het heruitvinden van codes en conventies die, hoewel helder uitgelegd door Bukina, botsen met de theatrale codes die we gewend zijn van een theaterzaal waarin we doorgaans juist op afstand kijken naar een gebeurtenis zonder in te grijpen. De veiligheid die de performer hierin creëert door heldere regels te stellen en handvatten te bieden is hierdoor extreem belangrijk. Gebeurt dat niet, dan ontstaat er frustratie bij het publiek over de randvoorwaarden. Het is dan alsof je meedoet aan een spel waarvan je de regels niet weet. Alsof je een apparaat moet bedienen maar de knoppen niet werken. Er ontstaat afkeer en de sympathie voor performer en inhoud verdwijnt. Bukina slaagt er in het begin erg goed in de regels en code helder te maken en veiligheid voor haar publiek te creëren.

De stilte wordt doorbroken door een voice-over over de boxen. Het is de stem van Bukina. De ademhaling vanuit het midden van de ruimte wordt de soundscape van haar verhaal. Ze vertelt dat haar moeder uit Oekraïne komt en haar vader uit Afrika. Dat hij afwezig was tijdens haar jeugd. Ze vertelt dat haar voorouders uit Polen komen en Joods waren. Dat ze het communisme in Polen hebben meegemaakt en de Tweede Wereldoorlog. Ze vertelt hoe ze altijd op zoek is geweest naar wie ze was, wat haar wortels zijn. Ze beschrijft hoe die zoektocht breuken maakte in wie ze is. ‘I only have my body as an archive.’ Op de achtergrond klinkt nog steeds onophoudelijk haar ademhaling.

Ze vertelt dat ze heeft gezocht naar een manier om dit verhaal te vertellen aan een westers publiek. Aan dit publiek, want hoe vertel je een verhaal over oorlog, bloed en bommen aan mensen uit een land waar sinds 1945 geen bommen meer gevallen zijn? Ze vertelt in detail over de oorlog in de Oekraïne, over de Russen die daar bombarderen en de slachtoffers die worden gemaakt.

Dan strekt Bukina een van haar armen uit. Het lijkt een uitnodiging. Het publiek komt in beweging. Een vrouw staat op. Loopt naar Bukina toe en pakt haar hand. Enkele andere mensen volgen. De voice-over vertelt meer en meer over de oorlog, de slachtoffers, de Russen. Ze vertelt over hoe ze heeft geoefend om een olijfboom te worden, die diep met zijn wortels de grond in gaat. Mijn handen voelen klam en vettig aan. Ik kijk naar het vruchtje in mijn handen. Het is een olijf die door het rollen in mijn handpalmen olie is gaan afgeven.

Ik voel me even heel wit en vol van privilege. Dat ik hier zit en kijk naar deze vrouw met deze geschiedenis en luister naar die geschiedenis voelt haast als ramptoerisme. Ik kijk toe en doe niets, net zoals ik kijk naar de oorlog in Oekraïne. Ik vraag me af of ik wel de juiste persoon ben om over dit werk te schrijven. Ik wil weg, maar tegelijkertijd wil ik haar troosten. Of eigenlijk wil ik getroost worden. Bukina ligt daar nog steeds, ademend door haar verhaal in wat ik ervaar als een kwetsbare herbeleving. Een kwetsbaarheid waar ik van schrik en waar ik me schuldig over voel omdat ik er als voyeur naar kijk. Omdat ik als westers publiekslid, veilig van die oorlog, getroost wil worden omdat ik het allemaal wel heel naar vind. Die afstand wordt ondragelijk. Dus ook ik ga overstag en ga naast haar zitten. Het gevoel verdwijnt niet, maar voor even voelt het alsof we nu samen iets dragen. Alsof we elkaar troost bieden. Maar het voelt ook vreemd. Moet ik getroost worden voor gruwelijkheden die iemand anders meemaakt? En dan nog wel troost vinden bij diegene van wie het geboorteland dagelijks met bommen wordt bestookt? Die nu, ook van afstand, de vernietiging van haar geboortegrond, familie, geschiedenis en cultuur ziet gebeuren.

Zo zitten we daar te luisteren naar de verhalen, te luisteren naar haar adem. Alsof we aan een sterfbed zitten, wachtend op de laatste adem van de jonge vrouw. Wachtend tot haar lichaam het als archief van al deze geschiedenis en onder druk van deze trauma’s begeeft.

De voice-over stopt. Het licht verandert. En dan, als een laatste ademteug, een schreeuw van verlichting of van pijn? Alsof al deze verhalen eruit komen, alsof ze even haar lichaam verlaat. Als een geboorte van trauma, een bevrijding?

Dan wordt het stil. Ze komt recht overeind zitten. Ze wast haar handen en gezicht in de schaal met water. Kijkt rond in het publiek. Ze zucht en lacht. ‘We have arrived.’

Het is stil. Van achter in de ruimte start iemand een applaus in, maar na twee klappen houdt dat op. In stilte zitten we daar zo een tijdje. ‘You took our voices…’, zegt een vrouw in een poging de stilte uit te leggen. ‘There are still a lot of voices’, zegt Bukina. En inderdaad, deze oorverdovende stilte zegt eigenlijk alles. Een andere vrouw bedankt Bukina voor deze belevenis. Ze voelt zich weer helemaal levend, zegt ze. Bukina lacht en zegt dat als we willen we mogen blijven, met haar praten of er gewoon even zijn, maar dat we ook de zaal mogen verlaten als we dat willen. Ik voel me plotseling verlaten, gestrand. Is het nu afgelopen? Is het oké als ik ga? Waar ik me tijdens het gehele ritueel, zoals beloofd door Bukina, begeleid voel word ik nu ineens losgelaten. Ik voel een zeker ongemak en verwarring. De deur van de zaal blijft gesloten. Een vertrekkend publiekslid opent hem.

Ik verlaat nu ook de zaal. Dat voelt ineens als een daad. Alsof ik me distantieer van alles wat ik heb gehoord en me weer afkeer van de gruwelijkheden en die ‘ver van mijn bed’-gebeurtenissen parkeer en verder ga met mijn leven zonder oorlog en vernietigend geweld. Ik bedenk me dat dat in feite ook is wat ik doe. Dat voelt gemeen. Ik ben gewend – zeker van westers theater – dat ik al het naars wat ik meemaak tijdens de voorstelling ook weer mag achterlaten in de zaal. Ik word er van verlost op het einde van de voorstelling en mag er daarna nog een beetje over doormijmeren op een veilige afstand. Deze catharsis blijft hier uit. Ik mis die veiligheid nu. Dat is een fantastisch gemaakte constructie, maar het gaat voor mijn gevoel in tegen de veiligheid en de regels van het begin van de performance. Het voelt of ik erin ben geluisd. Of de belofte van het begin waarin we samen iets onderzochten wordt gebroken. Of ik een fuik ben ingezwommen waar ik nu niet meer uit mag.

Ik bedenk me in gesprek met een ander publiekslid dat de heling die voor mij uitbleef, en voor andere toeschouwers wel aanwezig was, er voor Bukina niet is. Misschien is deze performance helend voor haar, maar als zij straks de zaal verlaat draagt zij haar verhalen en geschiedenis nog steeds met zich mee. Zij kan haar gevoelens niet achterlaten in de zaal. Ze draagt ze altijd met zich mee. Ik en andere publieksleden dragen daar nu een heel klein stukje van.