Ted Huffman en Philip Venables geven met The Faggots and Their Friends Between Revolutions nieuw leven aan een cultklassieker. Het levert een anarchistische avond queer joy op.

Larry Mitchells The Faggots and Their Friends Between Revolutions (1977) leest als een boek dat alleen in het New York van de jaren zeventig geschreven had kunnen worden. Hij publiceerde zijn viering van queer activisme en vriendschap in de periode tussen de Stonewall-opstand en de AIDS-crisis, waarin radicale queers zich openlijk konden verzetten tegen de heteronorm en op hun eigen voorwaarden begonnen te leven.

Zo ook in het boek, waarin de sprookjesachtige faggots en hun vrienden – de faeries, de queens, de sterke vrouwen en de vrouwen die van vrouwen houden – in opstand komen tegen de wereld van de mannen. Tegenover de verstikking van het patriarchaat stellen zij zorg en vriendschap centraal.

The Faggots and Their Friends wordt al een tijd niet meer uitgegeven, maar in de handen van regisseur Ted Huffman en componist Philip Venables krijgt Mitchells utopische manifest een mooi tweede leven. Tijdens het Holland Festival zien we op het podium van het Muziekgebouw in Amsterdam een anarchistische groep van zangers, muzikanten, dansers en acteurs. We horen een eclectische mix van muzikale stijlen: van klassieke koorzang tot percussie en een verleidelijke bossa nova.

Traditionele hiërarchieën tussen zangers en muzikanten, maar ook toeschouwers en performers, maken plaats voor een groep waarin iedereen continu samen speelt en musiceert. Het voorstel dat Mitchell doet – een wereld die zich ontdoet van patriarchale structuren en gebaseerd is op onderlinge afhankelijkheid – wordt hier mooi vertaald in de vorm.

Idyllische samenleving
De verhaallijn is een mythische geschiedenis die duidelijke parallellen heeft met de onze. We horen over een idyllische samenleving waarin
faggots en vrouwen in harmonie samenleven, tot een aantal van de faggots mannen worden en alles onderdrukken wat niet op hen lijkt. Ze ontketenen verschillende revoluties waarin we de opkomst van het kolonialisme en kapitalisme herkennen, en stichten uiteindelijk een eigen stad: Nimrod.

In Nimrod wordt de kapitalistische mallemolen weergegeven door een energieke choreografie, waarin het ensemble heen en weer loopt zonder op te houden: wat ze ook doen, het zal nooit genoeg zijn. In drie opeenvolgende episodes wordt gezongen over de liefde van de mannen voor papieren – documenten, bankbiljetten – die ze zorgvuldig bewaren in kluizen.

Sleutels krijgen eveneens een belangrijke symboliek. Kit Green onderbreekt de voorstelling om het publiek een liedje te leren over mentale aandoeningen en hoe ze misbruikt worden om machtsverhoudingen in stand te houden. De manier om te bepalen wie ‘gek’ is en wie niet, is door te zien wie de sleutel heeft om een ander op te sluiten, zo zingen we.

Green verbindt het lied aan een anekdote over hun transitie, de verklaring over genderdysforie die hen daarvoor moest ondertekenen en de dokter die deze documenten in bezit heeft. Als wij vervolgens worden gevraagd om het lied te zingen terwijl we onze huissleutels laten rinkelen, komt er nog een extra laag van privilege aan te pas. Wat zeggen onze sleutels over de macht die wij zelf hebben in ons hedendaagse ‘Nimrod’?

Binnenvallende mannen
Het duurt even voordat de
faggots zelf een revolutie kunnen beginnen. Dat begint als er samen gedanst wordt, binnenvallende mannen beginnen te schieten en de queens zich verzetten. De vergelijking met Stonewall is snel gemaakt. De mannen zijn verslagen, maar hebben nog een truc over: ze overtuigen sommige faggots om te assimileren. Dit is een duidelijke kritiek op de commercialisering en toe-eigening van de homobeweging na Stonewall, maar ook een probleem dat te snel opgelost wordt met een utopische revolutie.

Dat is jammer, want juist hier voelt The Faggots and Their Friends erg actueel aan. Mitchells kritiek op het patriarchaat omvat ook de zogenaamde queer men die zich aanpassen aan de mannen. Daarmee laat hij zien dat de tegenstelling tussen de mannen en de faggots er niet alleen een is tussen homo’s en hetero’s, maar tussen hen die kiezen voor bevrijding en hen die kiezen voor assimilatie.

In 2024 is assimilatie en uitwassen als homonationalisme en pinkwashing niet verholpen, maar wellicht een nog groter obstakel voor emancipatie dan dat het in 1977 was. In een hedendaagse bewerking van een vijftig jaar oude tekst mag dat nog meer naar voren komen.

Die post-Stonewall revolutie die Mitchell verbeeldde – een waarin de faggots en vrienden het patriarchaat finaal omverwerpen – wordt door Huffman en Venables niet geromantiseerd. Na de revolutie worstelen ook de faggots nog met agressie: de man is niet alleen de Ander, maar zit ook van binnen. Maar de revolutie zelf, die prachtig wordt beschreven door Yandass Ndlovu, wekt precies de queer joy op die het boek en de voorstelling willen oproepen.

Met opzwepende muziek en Ndlovu’s vertelling zie je even voor je hoe gemarginaliseerde groepen de handen ineenslaan om een mooiere wereld te maken. Het nadenken over een alternatief op de dodendans van de mannenwereld, ook al lijkt het een sprookje, is wat The Faggots and Their Friends Between Revolutions daadwerkelijk revolutionair maakt.

Foto: Tristram Kenton