Gekke Patty weet het zeker: die jongen heeft zichzelf niet van het leven beroofd, het was moord. Maar Gekke Patty zegt wel meer, en bovendien: niemand luistert naar haar. Ze houdt zich op aan de rand van het bos, geïsoleerd van de hechte gemeenschap. Niet ver bovendien van de plaats delict: verderop op de heuvel hangt een bloederige strop aan de takken.

Even daarvoor zaten we met twaalf man in de politiekeet om te worden bijgepraat door brigadier Frerik en zijn collega. Aan de muur hangen foto’s van de overledene: een zwarte jongen, ergens in de twintig. De jonge brigadier kan een racistische toespeling niet laten, al praat hij er snel overheen. Hij doet zijn best ons voor zich te winnen, informeert of we een goede overtocht hebben gehad en herkent een van de toeschouwers als gerenommeerd agent waartegen hij al lange tijd opkeek.

In De Wouden kruipt het publiek in de rol van een speciaal onderzoeksteam dat duidelijkheid moet scheppen in een vermeende moordzaak. Na de kennismaking in de keet, trekken we het bos in, waar we in een wandeling tussen gemarkeerd bewijsmateriaal (blikjes bier, een oud masker, een gebruikt condoom) meerdere bewoners van de gemeenschap ontmoeten, die natuurlijk allemaal zowel motief als alibi hebben.

Regisseur en schrijver Kees Roorda inspireerde het stuk deels op het verhaal van een vermeende racistische moord op het Deense eiland Bornholm, waarvoor een aantal rechts-extremistische jongens zijn opgepakt. Zoals het een goede whodunit betaamt, wijst gedurende de voorstelling iedereen naar een ander, en maakt iedereen daardoor vooral zichzelf verdacht. Publiek kan alle informatie naast elkaar leggen en de puzzel proberen op te lossen, tijdens en na de voorstelling.

Hoewel sympathiek van opzet, is De Wouden nog niet helemaal overtuigend. Roorda wil het hebben over hoe systematisch racisme het leven binnen een kleine gemeenschap insluipt, maar die thematiek zit vrij letterlijk in zijn monologen vervat. Doordat de adaptaties van de personages vaak hard en vlak zijn, blijft identificatie bovendien uit. Pas in de laatste scène is er ruimte voor emotie en verstilling, dan komt de voorstelling even binnen.

Roorda heeft het zichzelf en zijn spelers niet gemakkelijk gemaakt. In de vooral realistisch ingestoken setting, moet je als acteur van goeden huize komen om overtuigend én meerlagig te spelen. Het levert in de praktijk vaak lacherigheid en ongemak in de groep op, als een speler weer vol emotie achter een stapel takken vandaan komt. Zodra Roorda het realisme loslaat, ben je als toeschouwer meteen dat hyperbewustzijn kwijt en ga je veel ontvankelijker mee in het hier en nu.

Als toeschouwer verhoud je je daardoor nu vooral tot de anekdote van de voorstelling. Een gemiste kans: De Wouden wordt het interessants als je loskomt van de whodunit en je verdiept in de motieven en mechanismes die de gemeenschap in hun greep houden. Maar daarover heeft de voorstelling per saldo weinig interessants te melden. Het is duidelijk dat deze mensen behoorlijk xenofoob zijn, maar we krijgen maar weinig inzicht in welke angsten, woedes of diepgewortelde trauma’s daaraan ten grondslag (kunnen) liggen.

De Wouden is al met al vooral een vermakelijk theaterspel met voorzichtige immersieve elementen. Als artistiek werk schiet het wat tekort.

Foto’s: Geert Snoeijer