Geraamtes zijn het, de twee figuren in sciencefiction-achtige pakken die eindeloze cirkels beschrijven in het zand van een crossbaan op Terschelling. De een sleept een brede hark achter zich aan en trekt sporen, de ander wist met een vlak stuk ijzer die sporen weer uit. Het gezicht van de acteurs is verborgen in een helmachtige schedel. Niet per se aantrekkelijk om een uur lang naar te kijken. Dit is de voorstelling Artificial by Nature van theatercollectief Nineties, met compositie van Annelinde Bruijs.

Bruijs zelf en Yannick Noomen vertolken de surrealistische figuren. Ze communiceren met elkaar op licht irritante, giechelende toon en vertellen elkaar grappen, zoals deze dialoog tussen een barman en een klant: ‘Hoe heet je?’ Antwoordt de man: ‘Nee.’ Gegiechel.

De sporen trekkende en weer wissende robots deden me denken aan de mythe van Sisyphus. Maker Bruijs en regisseur Anne Maike Mertens zien robots als wezens die in staat zijn de mens van afstand te bekijken, als het ware als objecten. Hun uitgangspunt is de visie van de Duitse filosoof Helmuth Plessner (1892-1985) die ‘de scheiding tussen lichaam en geest’ wilde oplossen. Plessner stelt dat de mens ’tegelijk binnen en buiten zichzelf is, je bent je lichaam en je hebt je lichaam’. Volgens hem is de mens een ‘kunstmatig wezen’, dat zowel in staat is tot handelen als te reflecteren op het handelen. De mens kan zichzelf, in tegenstelling tot het dier in de natuur, beoordelen en vanuit vogelperspectief waarnemen. Hiertoe heeft hij middelen tot zijn beschikking als taal, techniek en cultuur.

Over deze filosofie gaat het tweetal een intrigerend gesprek met elkaar aan, zoals in deze scène waarin de een zegt: ‘Kijk, er beweegt iemand in het publiek.’ Waarop de ander repliceert: ‘Beweegt iemand welbewust of wordt hij bewogen?’ Ofwel: neemt de mens zelf beslissingen over zijn leven of wordt hij geleefd, wordt hij door een hogere macht geleid? Het toneelbeeld van Julian Maiwald sluit hierbij aan: de robots bewegen zich mechanisch in een strakke choreografie. Het is een performance met cirkels als grondpatroon.

Bruijs stelt belangwekkende filosofische vragen. De door het zand ploeterende robots zijn in een soort socratische dialoog verwikkeld over het dualisme van lichaam en geest. Cruciaal is de vraag waarom mensen ’s morgens opstaan, überhaupt hun bed verlaten. Ligt het bed niet meer lekker? Hebben ze een afspraak in hun agenda genoteerd? Hebben ze zichzelf allerlei taken opgelegd, zoals de tuin verzorgen, de woonkamer opruimen, ja, hun leven op orde brengen? En waartoe leidt dit alles? In wezen zijn dit ook de kernvragen van het leven zelf, ofwel: wat betekent het om te leven?

Op ingenieuze, maar ook complexe manier gaat de voorstelling over het dualisme tussen lichaam en geest, geïnspireerd dus door de filosofieën van Plessner die trouwens niet bij name genoemd wordt maar de eer krijgt toebedeeld in het programma. De robots spreken over de mens in een objectieve taal, waaruit alle emoties zijn gefilterd. Dat maakt de voorstelling klinisch, koel, rationeel.

Het concept dat aan Artifical by Nature ten grondslag ligt, is boeiend. De titel zou te vertalen zijn als ‘kunstmatig van nature’, en dat is ook een metafoor voor de kunstvorm van het theater. Het probleem bij filosofische vraagstukken is hoe er theater van te maken. De vorm is ingewikkeld. Doordat de robots identiek zijn, alleen aan de stem is Bruijs enigszins van Noomen te onderscheiden, is het lastig toegang te krijgen tot de personages. Ook worden de stemmen mechanisch vervormd en vermengd met een palet aan elektronische klanken, staccato-achtige ritmes, harde piepjes. Die zijn niet altijd even aangenaam voor het oor en de giechelende, schelle lach krijgt iets onaangenaams. Door al dit ‘bijwerk’ is het lastig de achterhalen wat Bruijs nu exact wil betogen. Uiteindelijk is er niet echt een dramaturgische ontwikkeling te ontdekken, wat misschien ook wel weer past bij het thema van de mens als Sisyphus: hij denkt sporen achter te laten, hij is ervan overtuigd dat al zijn handelen zin heeft. Maar dat laatste blijft een open vraag.

Foto’s: Julian Maiwald