Straattheater: zo is het festival Oerol op Terschelling ontstaan, in 1982. Oprichter van Oerol en uitbater Joop Mulder van café de Stoep in Midsland hield van het genre: het was vrijgevochten, voor iedereen toegankelijk, geen entree. Hij haalde nationale en internationale straatartiesten naar het Waddeneiland. Met die vrijbuiterij is ook de naam ‘oerol’ verbonden, het betekent ‘overal’: in de lente mocht het vee vrijuit over het hele eiland grazen.

Nog steeds is er straattheater op het festival te zien, zelfs met een heuse première. Zoals het optreden Echt door het duo Mobil&Voorsluis. Ze hebben, zoals dat hoort bij straattheater, hun flexibele decor opgesteld in de Torenstraat, zo ongeveer aan de voet van vuurtoren de Brandaris, in West-Terschelling. Ze noemen zich de Magnifico’s en vormen een echtpaar in een variétéshow met jazzy muziek en roffelende, spanning opbouwende circusklanken, dans en goocheltrucs.

Merel Voorsluis waarschuwt het publiek op voorhand: wie entertainment wil, moet elders maar gaan kijken, dit is vooral boring.  Wat kunnen de voorbijgangers zoal verwachten? Een burleske dans. Dat wordt spannend. Wie gaat het uitvoeren? Voorsluis zelf. Dit zijn slimme manieren, geheel des straattheaters, om het publiek bij de uitvoering te betrekken. De Magnifico’s hebben een officiële regisseur, en dat is bijzonder voor straattheater: het is Rutger Buiter van Compagnie Vis à Vis.

Mobil&Voorsluis bestaat uit Aat Dirks en Merel Voorsluis, twee geoefende en gepassioneerde straattheaterartiesten die het genre beheersen. In Echt lijkt het huwelijk tussen de beide artiesten gelukkig, maar gaandeweg is de liefde sleets geworden. Neem de act met de diabolo die Dirks doet: geweldig, denk je als publiek. Maar Voorsluis kijkt verongelijkt, en gooit het instrument weg. Of Dirks die een rood opblaashart aanbiedt aan Voorsluis, maar zij weigert.

In mimiek en expressie moet de straattheaterartiest goed zijn: willekeurige voorbijgangers moeten gelokt worden. En er is geen toneelgenre dat zo sterk is verbonden met het publiek zelf: een kind wordt bij het spel berokken, ze krijgt een rode kroon op alsof ze prinses is, en Dirks blaast bellen. Of een andere voorbijganger mag meedoen in een dans met Voorsluis. En ja, het komt zelfs in deze huwelijkse onenigheid tot een gestileerde ruzie, waarbij Voorsluis opeens uitroept: ‘Doe normaal man!’

Het bijzondere van straattheater is dat de openbare ruimte, zoals een straat of plein, door de artiesten tot een andere wereld wordt omgetoverd. De gevels vormen onderdeel van het decor, al staan daar rode schermen voor die een variétéwereld scheppen. Voorsluis heeft een sterke presence en sprekende mimiek, waarmee ze elke emotie kan uiten, van verongelijkt tot puur spelplezier. Dirks is meer de naïeveling die gelooft in zijn goocheltrucs en acts, al mislukken die. Zijn welbewuste onhandigheid en gespeelde verbazing als iets niet lukt, zijn sprekend. Om vrede te bewaren in de echtelijke situatie van de Magnifico’s zwaait hij met een witte vlag, maar die gooit Versluis weg.

Beide spelers zijn bij tal van eerdere producties van het tekstloze theater betrokken, zoals bij The Lunatics en Tuig. Voorsluis had haar eigen gezelschap, Cie Merel Voorsluis. Zij is een van de weinige vrouwelijke artiesten in het vakgebied. Dirks treedt op onder de naam Compagnie Mobil. Nu werken ze samen en toeren door heel Europa.

De betrokkenheid van Voorsluis bij het straattheater blijkt uit het pleidooi dat ze schreef voor de belangenvereniging voor het Buitentheater waarin ze onder meer stelt: ‘Straattheater is een zeer levendig genre in het culturele veld. Het dichtst bij de mensen en met open vizier maken wij direct contact met ons publiek. Wij delen met ons publiek de publieke ruimte, maken hen onderdeel van ons spel, van onze kunst. Er vinden echte ontmoetingen plaats. Wát er ook gebeurt, het gebeurt in het hier en nu. Voor je neus. In jouw buitenruimte. En jij bent geen buitenstaander, jij bent er onderdeel van.’

Hiermee raakt ze de kern van waarmee Oerol decennia geleden begon, met ontregelend, aanstekelijk en publiekstoegankelijk theater. Dat is de werkelijke traditie van het festival. Als je er goed over nadenkt, is straattheater het begin van álle theater: reizende lieden die op het marktplein op een wagen hun kunsten vertonen, en na afloop wat handgeld betaald krijgen. ‘Harde cash’ noemt Dirks dat aan het slot.

Maar er is wel een verschil: de Magnifico’s maken geen gebruik van een podium, maar spelen op de vlakke straat. Dat heeft als nadeel dat de haag van belangstellenden zo dicht kan zijn, dat je tóch doorloopt, want je ziet niets. Dat gebeurde bij Echt. Het zou een goed idee zijn als Oerol wellicht iets als een podium faciliteert, bijvoorbeeld op het lege plein voor de Brandaris. Dan gaat straattheater helemaal terug naar het allereerste begin: de kar op het marktplein.

Foto: Rik Engelgeer