Lake Life voelt als een goed georganiseerd uitje. Alsof je met de afdeling van kantoor een middag in de watten wordt gelegd en ondertussen aan teambuilding doet. Het publiek laat zich voor aanvang, maar ook tijdens de interactieve performance, in groepen indelen en instrueren. Het volgt de regels van het spel, beantwoordt vragen, voert samen opdrachten uit, en staat via een buitengewoon handig ontworpen handsfree luidsprekertje in directe verbinding met de centrale regie. Want we zijn niet op de hei, maar in het theater.

Zoals dat gaat bij uitjes loopt de spanning reeds op voordat de bus goed en wel vertrokken is. Kate McIntosh en haar collega’s kondigen de ontmoeting aan met een andere levensvorm, die bovendien de eigenschap heeft om in willekeurig welke andere vorm te veranderen. In kort bestek leren we hoe de ‘changelings’ te begroeten, cleanen voor de zekerheid toch even onze handen met alcoholspray, trekken onze schoenen uit en doen zwarte sokken over onze sokken. De organisatie van de eerste opvang tijdens Lake Life is overweldigend smooth en ontspannen.

Wanneer we uiteindelijk de Blauwe Zaal van de Utrechtse Stadsschouwburg betreden door een donkere en nauwe ingang van theaterdoek met alleen een kronkelend draadje led-licht op de vloer, verwacht je met alle introductie het onmogelijke. Eenmaal binnen op het bont gekleurde tapijt, dat uitwaaiert over de hele vloer van de theaterzaal, blijkt het voorstel toch relatief overzichtelijk. Terwijl de changelings een citaat zijn uit Star Trek, steunt Lake Life nauwelijks op deze antieke scifi-serie. Via de belofte van het buitenaardse wordt in feite de innerlijke mens aangesproken. We mogen onze roerselen als een exotische wereld benaderen.

Maar om bij onszelf uit te komen, moeten we worden afgeleid, zo stelt de participatieve voorstelling duidelijk. Met een glinsterende, traag bewegende jelly in de hand vertellen onze gastvrouwen over die andere levensvorm die in alles wat je maar kan bedenken kan veranderen, heen en terug nog wel. Het zijn deze teksten die denkpistes proberen te openen bij het publiek, terwijl dat meegaat in een protocol van opdrachten en uitnodigingen.

Het kader is simpel: waar de changeling verandelijk is, worden mensen voorgesteld als solids. Het toont de kracht van de retorica die McIntosh inzet, want eigenlijk is er niet veel solid of vast aan een mens, behalve dan misschien zijn gewoonte om in iets te willen geloven. Hoe dan ook beschikken mensen niet over de magische transformeerkracht van de changeling, en als vasteling wordt hij daarom uitgenodigd kennis te maken met het vloeibare, het fluïde van de changelings, die met enige moeite niet alleen een boom kunnen worden, maar ook een regenbui of een planeet.

Aan het gedachtenspel worden enige fysieke oefeningen gevoegd. Het zijn simpele gestes tussen mensen, maar ze blijven spannend met zo’n grote groep onbekenden. Voor sommigen is het zelfs te veel. Je hoort hen net iets te hard lachen om te ontspannen, of merkt dat ze met de ogen dicht hun oriëntatie totaal kwijtraken. Sommigen willen de ander niet echt aanraken. Ook daar is plek voor.

Ik wilde eerst een vogel worden, en dan uiteindelijk misschien mijn dochter, of mijn lief, of misschien zomaar een man voor een tijdje? En waarom niet zoals Orlando tijdreizen of zoals de voorstellen van McIntosh, die je vraagt te kiezen tussen een octopus en een opstand, een koraalrif of electriciteit. Door de vraag-en-antwoord-spellen met steeds nieuwe groepsgenoten, afgewisseld met ontspannende oefeningen die je meer bewust maken van je lichaam en je zintuigelijke ervaring, verdwijnt de vreemde levensvorm langzaam uit het oog en draait het perspectief steeds meer naar sociaal gedrag en hoe we onszelf durven voor te stellen, tussen de anderen.

Heel snel krijg je zo ook een indruk van de anderen: kiest het meisje naast mij nu twee keer voor veiligheid en vastheid boven fluïditeit en ongewisheid? Het is bijzonder grappig om de tweede vraag beantwoord te krijgen, welke ervaring of welke waarde voeg je met je transformatie toe, als je eenmaal een sneeuwstorm of een vis bent geworden.

Behalve arrangement om mensen een alternatieve vorm van ontspanning en reflectie te bieden (wat wil je nog meer van theaterkunst?), levert Lake Life ook een soort antropologische sampling op, omdat je in korte tijd zoveel doet en doormaakt met mensen die je verder niet kent of uitgekozen hebt. Dat heeft aan de ene kant iets kunstmatigs, maar aan de andere kant is het ook zeer effectief. Na afloop blijven de details van iedere fase in de opbouw van het voorstel hangen.

De mensen die hun benen optrokken omdat ze hun buren niet wilden aanraken met hun gebalde tenen, het meisje dat ik zeker een minuut diep in de ogen moest kijken en op wie ik mijn blik probeerde af te stemmen, een buurvrouw die steeds opnieuw de vingers van haar wisselende partners niet wist te vinden en in plaats daarvan mijn bovenarm bepotelde – de aanrakingen en de inhibities (van jezelf en anderen) blijven je bij.

Tegelijkertijd is het meer een training dan een voorstelling, meer een gezelschapsspel dan een imaginaire reis, zoals de toeschouwer aanvankelijk wordt voorgehouden. Vanwege zijn effectiviteit heeft Lake Life ook iets van een productielijn, een pijplijn. Het brengt wel degelijk verschillende vormen van verbeelding en concrete fysieke uitwisseling bij elkaar. Maar er is geen ruimte voor aberratie of overschrijding, voor de verkeerde afslag nemen of verdwaald raken. Er zijn geen open plekken, geen witjes in deze opname. Los van dat het voorstel gemaakt is voor mensen van alle leeftijden (tien tot tachtig jaar wordt er gespecificeerd) en diverse achtergronden, is het vooral het zoeken van veiligheid bij elkaar, dat het uitzicht op Lake Life zo typerend maken voor deze tijd.

Foto’s: Bea Borgers