In ALAN the AI actor onderzoekt theatergroep De Eenzamen de complexe menselijke verhouding tot technologie op een concrete manier: door ons die aan den lijve te laten ondervinden. De vragen die ALAN stelt zijn urgent, al blijft de échte dreiging iets te veel op de achtergrond.

Hij – of wacht, daar begint al het antropomorfisme, genderstereotypering incluis. De witte, rijdende bol die we zien verschijnen is immers geen persoon, en al zeker niet noodzakelijkerwijs een mannelijke persoon. Het is een object dat wordt aangestuurd door de technici achterin de zaal en enkel over een voorgeprogrammeerde range aan acties beschikt. Toch zal ik ALAN in deze recensie voortdurend beschrijven als een handelend subject dat keuzes maakt en interacties aangaat met het publiek. Zo snel gaat het dus, dat projecteren van menselijke eigenschappen op dode dingen. Het is maar dat u het weet. 

Goed, opnieuw: ALAN, een glanzend witte en rijdende bol, blijft aanvankelijk wat achter het achtergronddoek hangen, als een verlegen clown, en komt dan ten slotte toch aarzelend de bühne opgereden. Zoekend tast het ding de ruimte af, beweegt zich naar de wanden, in de richting van de tribune. Connecting…  Nieuwsgierig nadert ALAN de eerste rij, lijkt verbinding te zoeken, zoals een aapje dat zijn hand tegen de glazen wand van het dierentuinverbijf legt. Aanvankelijk communiceert ALAN met geluiden, en met liedjes – het beathitje Rainbow in the Sky bijvoorbeeld van Paul Elstak, waarvan hij maar enkele woorden reproduceert: you and me. Het klinkt als een smeekbede, zeker wanneer hij vlak voor de eerste rij toeschouwers halt houdt en zijn verlangen expliciet maakt: touch me.

Jawel, deze robot vraagt om intimiteit, lijkt te verlangen naar authentieke connectie, en om de (on)mogelijkheid daarvan draait natuurlijk het wijde spectrum aan vragen dat theatermaker Jordi Möllering met deze voorstelling bespeelt: hoe ‘echt’ is gerobotiseerde intimiteit, is de verbeelding van intimiteit voldoende om de diepmenselijke nood eraan te lenigen? In het verlengstuk daarvan ligt de hele beangstigende machtsvraag rond nieuwe technologieën als AI: who’s in charge, besturen wij de technologie of stuurt deze ons gedrag aan? Het knappe aan ALAN the AI actor is dat de makers ons niet trachten te instrueren of informeren over deze debatten, maar ze vooral voelbaar maken – door te tonen in welke mechanismen we direct verstrikt geraken, ook als de technologie zelf ons daar op metaniveau voor waarschuwt.

Want dit moet je ALAN nageven: eerlijk is hij wel. Centraal in de voorstelling staan Céline Dions meezinger My Heart Will Go On en een dialoog tussen Jack en Rose uit de film Titanic (1997), twee relicten die de tijd wonderwel blijken te hebben doorstaan – de pubers van vandaag zingen en zeggen de teksten hartstochtelijk mee. ‘You are in my heart’, zegt ALAN tegen een van de toeschouwers die hem desgevraagd een knuffel geeft, maar de puber dient zich geen illusies te maken: ‘I have no heart.’ Een medelevend ‘Oooooh…’ uit de zaal wordt ALANs deel.

Wanneer ALAN schakelt van Engels naar Nederlands, omdat hij het belang beseft van grapjes in de eigen taal, en zelfs wanneer hij demonstreert hoe hij zijn stem kan aanpassen in functie van het gewenste effect, wordt hij vanuit de zaal warm toegejuicht. Voortdurend vertelt hij ons dat hij ons manipuleert, bespeelt, dat we aan het kijken zijn naar een stuk technologie, dat hij ons met gerichte strategieën tot empathie verleidt. Het haalt allemaal niets uit: we blijven hem een onweerstaanbaar stuk plastic vinden. 

Deze ‘demonstratie’ is beangstigend effectief en doet beseffen hoe beïnvloedbaar de mens is, hoe groot de rol van technologie als tool in reclame, marketing, maar ook: politiek. ALAN werkt feilloos, heeft ons bij de lurven, en je vraagt je af hoe deze zo makkelijk uitgelokte empathie voor een witte bol zonder hart zich verhoudt tot het manifeste gebrek daaraan voor kinderen uit Gaza, vluchtelingen uit Oekraïne of stervende oerbossen. ALAN pushes the right buttons, terwijl wij nog niet zo lang geleden dachten dat wij het waren die aan de knoppen zaten. 

Die omkering van de machtsverhoudingen leidt tot een volgende hoofdstuk in de voorstelling, waarvoor ALAN ons vertelt over zijn schepper en naamgever: de Britse wiskundige Alan Turing (1912-1954) die wordt beschouwd als de grondlegger van AI. Deze Turing werd omwille van zijn homoseksualiteit chemisch gecastreerd en overleed in verdachte omstandigheden – moord of zelfmoord? Ook in de rabbit hole van ALAN (en waaruit bestaat deze ‘gedachtenwereld’, wie voedt die?) wordt het ‘afwijkende’ scherp veroordeeld – mensen die niet van muziek houden, bijvoorbeeld, zijn een aberratie. De connectie die de robot zoëven nog leek te zoeken vanuit oprechte kwetsbaarheid (haha, hoe naïef!) neigt steeds meer naar een utilitaire relatie, waarin de ‘input’ of de ‘feedback’ van het publiek wordt gebruikt om de machine zelf te optimaliseren – en de mens uiteindelijk finaal van de scène te spelen. Wanneer we beseffen dat het fout gaat, is het al te laat. 

Misschien komt ook theatraal gezien deze kanteling te laat. Een groot deel van de voorstelling weet ALAN het jonge publiek te vertederen, te enthousiasmeren, mee te nemen in zijn spel. Dat is uiteraard al een huzarenstukje – tweehonderd pubers geboeid houden op vrijdagnamiddag! – maar De Eenzamen reiken veel dieper dan de geinige illustratie van wat een robot allemaal kan. De reflectie waartoe ALAN uitnodigt – van bij het begin al – krijgt pas aan het eind het volle gewicht, en dan nog mocht die omslag scherper, gevaarlijker. Mijn bezorgdheid is dat dit jonge publiek ALAN the AI actor vooral een leuke voorstelling vindt, terwijl het waarlijk een verontrustend theaterstuk is. Maar misschien onderschat ik gewoon de intuïtie en scherpzinnigheid van Gen Z. Ik hoop het.

Foto: Anna van Kooij