Manon Santkin en Mette Ingvartsen kijken terug op hun jarenlange samenwerking als danser en choreograaf. De vraag waarom precies wordt niet gesteld, maar het plezier spat er vanaf in Rush.

Manon Santkin is een heel mooie vrouw en performer. Open én bloot (zoals te verwachten in het werk van choreograaf Mette Ingvartsen) vertelt zij heel letterlijk over de dingen die ze ooit deed, met kleine of grote groepen performers, op een ander podium. Haar naaktheid is door haar rol als verteller, gekoppeld aan de geciteerde fysieke acties, heel anders spectaculair dan doorgaans het geval is. Wanneer Santkin aan het einde van de voorstelling voor een moment nakend tussen het publiek klautert, is de toeschouwer helemaal mee.

Met concrete gestes wordt ouder werk geciteerd en gesampled en keren oude vragen terug – over hoe wij kijken en voelen, en ook over hoe wij van ons lichaam genieten en een ander moment het liever of zelfs dwangmatig verbergen. Rush gaat over hoe de perceptie via het lichaam en de zintuigen werkt en hoe dit best vaak verschilt van wanneer die perceptie door taal wordt bemiddeld, en de verbeelding een rol krijgt.

‘Bent u daar?’ ‘U kunt mij niet zien, maar ik kan u vertellen hoe het hier is, voor aanvang.’ Dat ‘hier’ betreft niet alleen de coulissen, maar ook het lichaam van de performer, toen en nu, dat zweet en angstig is, plassen moet. Maar heel sluw wordt zo ook het lichaam van de toeschouwer geëngageerd. Of het nu het plassen betreft voor aanvang of de verwarring over wat voor en achter, man of vrouw is aan een lichaam, steeds meer wordt de toeschouwer zich gewaar hoe lichamelijk de waarneming is en bovendien niet neutraal, maar verbonden met bepaalde waarden en constructies.

Prettig gehaaste wandeling
Rush
is inderdaad een prettig gehaaste wandeling door een deel van het oeuvre van Ingvartsen. De citaten volgen elkaar in hoog tempo en chronologisch op, maar de vraag hoe de dingen in de loop van twintig jaar zijn veranderd, blijft achterwege. De toeschouwer krijgt eerder een tijdloze stoomcursus omkering van waarden. Met niet meer dan wat aluminium reddingsfolie’s, die spectaculair goud en zilver schitteren en allerlei vormen aannemen, weet Santkin beruchte voorstellingen als Manual Focus (uit 2003, nog van tijdens hun beider opleiding aan PARTS in Brussel) en To Come (2005/2017) even tot leven te wekken.

Een siliconen masker van een haarloos hoofd – zeg oude, kale man – achterstevoren over het hoofd getrokken van een naakt vrouwenlijf, zoals in Manual Focus, dwingt het brein van de toeschouwer twee dingen tegelijk te zien. Voor en achter, boven en onder kloppen niet met elkaar, althans volgens bepaalde normen. Niet alleen gender, maar meer algemeen hoe onze perceptie wordt gevormd aan de hand van dominante ideeën komt zo heel speels aan bod.

Het is knap hoe de twee in deze solo de seksualiserende blik op het vrouwenlichaam weten af te wenden, terwijl die de afgelopen decennia niet minder is geworden en dezer dagen in Nederland de inzet is geworden van een politiek gevecht tussen rechts en links. Fysieke en mentale behoeftes en expressies, de manier waarop wij met ons lichaam omgaan en dat ook van anderen verwachten, het wordt handson gepresenteerd.

Als een ware dompteur weet de Santkin met haar stralende gezicht, heldere blik en energieke blote lijf het publiek te bewegen tot steeds nieuwe vormen van passieve en actieve participatie. Bij de desoriëntatie voegt zich nu ook de letterlijk kopie van bepaalde opwindende of ontspannende gestes. De identificatie met de rol van de performer en hoe die omgaat met de blikken van het publiek, wordt omgekeerd. Haar acties kaatsen de blik terug en laten het publiek heel letterlijk voelen hoe het kijkt.

Ernstiger wordt het met We Love Action (2007), een voorstelling waarin speelfilmdrama wordt geciteerd. Het vallen van een klif, een belager met smartelijk geklaag van het lijf houden of zelf de genadeslag toedienen – de scènes komen voorbij zoals dat in fictie gebeurt, zeer gratuit. Santkin samplet behendig tussen de verschillende extreme toestanden en gaandeweg moet het publiek zich wel realiseren hoezeer het zich laat leiden door de codes, waarmee de beelden en klanken hen manipuleren. Het heeft een zeer ontnuchterend effect, je zo als marionet bespeeld te voelen, maar de cursus zou ook een bevrijding kunnen zijn.

Oorlogsgeweld
Zeker in tijden waarin het oorlogsgeweld zich aan ons opdringt, en wij kunnen wegkijken omdat de beelden ervan – in tegenstelling tot de spectaculaire fictie – niet getoond worden of te gruwelijk zijn om echt naar te kijken, is het van belang dat Santkin en Ingvartsen aandacht vragen voor de manier waarop wij kijken. Niet alleen vanwege de bevrijding of erkenning van het lichamelijke, maar ook vanwege de pijn die we in dat lichaam ongezien opslaan, laten liggen, blind ook voor de consequenties, generatie op generatie.

De werkelijkheid haalt soms de ficties in. En tegelijkertijd verdraaien we met ficties onze werkelijkheid. Door te blijven herhalen worden ficties waar, althans voor onze perceptie. We zien Santkin aan die klif hangen, gelegen op een tafel, spelend met het perspectief. Rush verwijst zo ook naar de opwinding die zich bij bepaalde gewaarwordingen van ons meester maakt. Hoe betrouwbaar zijn die gewaarwordingen eigenlijk? En waarom raken we verslaafd aan spectaculaire scènes in films en worden diezelfde situaties uit het journaal gelaten?

Kijken en wegkijken, erkennen en ontkennen, verdringen of verwoorden, het zijn thema’s die op allerlei manieren in deze editie van SPRING terugkeren. De ernst ervan, op persoonlijk en maatschappelijk, lokaal en internationaal vlak, wordt in Rush nooit benoemd, maar de potentiële  impact van de voorstelling is daardoor niet minder.

Festivaldirecteur Grzegorz Reske combineerde in de opening van het festival niet voor niets Rush met Mothers, a Song for Wartime. Ook de tweede voorstelling van de avond gaat over wat we ons gelegen laten liggen aan verhalen over lichamen, al zijn deze nu expliciet onderdeel van de oorlog in Oekraïne en op de vlucht in Polen beland. Beide voorstellingen vragen aandacht voor lichamen die verloren gaan omdat ze niet gezien worden. Zo vrolijk als Rush oogt, zo ernstig is eigenlijk de ondertoon. Iets waar we, zo blijkt uit alle deconstructie van Santkin en Ingvartsen, best onderuit zouden kunnen.

Foto’s: Bea Borgers