In het verleden bleef Alex Roeka vaak net iets te lang in melancholie en kroegdepressie hangen. De slimme selectie die hij uit zijn oeuvre van de afgelopen tien jaar heeft gemaakt voor Nachtcafé is (ondanks die titel) breder, dieper, muzikaler en daardoor interessanter dan de programma’s waaruit de liedjes zijn geplukt.

Roeka opent met het tamelijk afgekloven akkoordenschema C-Am-F-G op zijn akoestische gitaar. Maar als drummer Jeroen Kleijn en muzikale duvelstoejager (gitaar, bas, banjo, toetsen, zang) Reyer Zwart erbij komen, staat er opeens een stevige rockband, die past bij de tekst:

Ik wil leven als een dier
Leven, nu en hier
Leven recht erdoor
Ik wil leven – waar leef ik anders voor.

Een paar liedjes verder voegt hij daar aan toe: ‘Het is een vuile troep hier het leven, maar verdomme ja, ik hou er zo van.’ En dan is de levensvisie van Roeka rond.

Ook in het tweede nummer, als Roeka zijn muzikale hart en ziel en wortels blootlegt (de Stones met het gruis op hun tanden, Dylan met zijn klank van ijzer, The Beatles met hun vliegende stemmen) kom je dicht bij de kern van Roeka. Hij zal met zijn roestende grafstem en statische acte de présence nooit een flitsende theaterpersoonlijkheid worden, (nee, geen Mick Jagger, geen Bob Dylan, geen John Lennon) maar als hij zich niet te veel in iets te zwaar aangezette neerslachtigheid en ondraaglijke zwaarheid van het bestaan wentelt, hang je aan zijn lippen.

En dat is in Nachtcafé het geval, zelfs in zijn verhaal tussen de liedjes, waarin hij via gesprekspartners in het café, die net naar zijn voorstelling zijn geweest, commentaar levert op zijn eigen liedjes. De constructie van deze in mootjes gesneden conference is misschien wat wankel, en Roeka is geen geboren conferencier, maar het werkt wel. Misschien werkt het zo goed, omdat je merkt dat Roeka (in het laatste oorlogsjaar geboren, dus bijna 80) niet meer hunkert naar de drank en het rauwe nachtleven, maar de kroeg voor hem vooral een plek is om lekker zijn krantje te lezen en naar de fijne kroegmuziek te luisteren.

Zo ontmoeten we in zijn verhaal Jaap, die als gevolg van zijn huwelijkscrisis een jaar op reis is geweest en nu ‘de fantasie van een obscure zanger serieus neemt’, zijn veertig jaar jongere vriendin, die zo de liefde en bejaardenzorg combineert, haar niet al te snuggere halfbroer Gari (de ambtenaar van de burgerlijke stand accepteerde Garibaldi niet als naam) en Jaaps dochter die achter de rollator stompelt. Ze hebben allemaal wat zinnigs (en soms wat vrolijk onzinnigs) te zeggen, waarna het volgende lied kan worden ingezet.

Roeka begon laat aan zijn muziekloopbaan. Er moest eerst gevaren en gezocht worden. Toen kon hij opschrijven en zingen wat hem beroerde:

Gestreeld en gekrast door de liefde
Gestreeld en gekrast door de tijd
Gestreeld en gekrast door het leven,
dat speelt met je dromen.

In zijn theatertijd ontving Roeka een Edison voor de cd Beet van liefde (2009), de Poelifinario (beste kleinkunstprogramma van het seizoen) voor Nieuwe Dromen (2022) en een kwart eeuw geleden won hij voor Noem ’t geen liefde de Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste theaterlied van het seizoen. Maar misschien wel zijn allermooiste lied, waarvoor hij de nog niet bestaande prijs voor ‘Alomvattende tekst’ zou moeten krijgen is het bijna tien minuten durende De gouden rattenval, waarin hij de hypocrisie van politici, architecten, hitparade zangeressen en schrijvers fileert en de machteloosheid bezingt van de mensen die gewoon hun best doen om het hoofd boven water te houden. Het is een lief revolutionair lied, zonder opgeheven, gebalde rechtervuist of rode vlag. De prachtige, zoete indringende melodie krijgt extra kracht door de speelse tegenmelodie die Zwart op de akoestische Spaanse gitaar speelt. Wat een genot.

Vijftien jaar geleden tekende Alex Roeka een platencontract bij het Amsterdamse poplabel Excelsior. Uit de zes albums die hij daar opnam is het dubbelalbum Nachtcafé samengesteld. Van de 23 nummers (samen ruim anderhalf uur) zingt Roeka er 18 in zijn theaterversie. Er zijn dus nog vijf redenen om, naast de gang naar het theater, dat album aan te schaffen.

Foto: Theo Audenaerd