In het programma Unbreakable tonen de straatartiesten van de Soweto Skeleton Movers hun dansante en acrobatische talenten. Daarnaast geeft de voorstelling een inkijkje in het niet altijd gemakkelijke bestaan in een Zuid-Afrikaanse township. (meer…)
Met de choreografieën I Am My Ancestors Wildest Dreams van Sheree Lenting en Still Going Strong van Lloyd Marengo betreden we het terrein van de autobiografie. De behoefte om vanuit autobiografisch materiaal voorstellingen te maken blijft voor veel makers een krachtige drijfveer.
De valkuilen, foute afslagen en narcistische ijdelheden die daarbij kunnen opdoemen, dienen met zorg vermeden te worden bij de vormgeving van het materiaal, en dat materiaal op zich moet bovendien genoeg geldigheid hebben (dus niet: herkenbaarheid, want dat is geen artistiek, maar een journalistiek criterium) om een algemeen (of specifiek) publiek aan te spreken.
Maikel Walker begint de voorstelling, hij is live on stage aanwezig. Later zal Bosila Banya aka B-boy Junior op een manshoog scherm geprojecteerd worden. Hun verhalen spiegelen elkaar. Walker begint met zijn geboortejaar dat geprojecteerd wordt op een kleiner tweede scherm, en even later volgt een tweede jaartal dat benoemd wordt als ‘de diagnose’. Die diagnose wordt verder niet gespecificeerd, maar blijkt wel als een levenslange uitdaging voor de danser te functioneren. Een halve generatie later, komt ook Junior in beeld met een vergelijkbare achtergrond en vergelijkbare ‘diagnose’. Beide breakers laten voorbeelden van hun virtuoze persoonlijke stijl zien, elkaar aanvullend, imiterend, vergelijkend, becommentariërend en vooral: spiegelend.
Op dat tweede scherm zien we geprojecteerde historische videobeelden van tot welke breaking-hoogstandjes de uitdagingen geleid hebben: ook nu nog. Zelfs nu Walker de middelbare leeftijd bereikt heeft, is hij in staat zijn beroemde moves te vertonen met een voor buitenstaanders onbegrijpelijke mate van beheersing die hem aan de top van zijn discipline gebracht heeft, en het is daar waar Junior het stokje van hem overneemt.
Het documentaire element, zoals de geprojecteerde en becommentarieerde jaartallen, de beelden van vroegere battles en optredens, belemmert echter dat het verhaal op een ander dan anekdotisch niveau komt. Daarnaast verwoordt zeker het expliciete einde een conclusie die het publiek uit zichzelf zou moet trekken, in plaats van dat het voorgeschreven wordt door de commentaarstem.
In het tweede deel van deze double bill belanden we in een ander universum. In een aantal episodes eren dansers Ciara Hiwat en Cicely Wijnaldum de vrouwelijke lijn in hun afkomst. De choreografie begint met een rituele incantatie, een woordeloze melodie, waarna een aantal scènes volgt waarbij de danseres achter een gazen fond synchroon bewegend een echo, schaduw of alter ego vormt van de danseres op het voortoneel.
Een stem spreekt poëtisch beoogde teksten in een wat geforceerd cerebraal idioom; door de voorstelling heen worden beelden geprojecteerd die eerder illustratief lijken en bij vlagen de aandacht afleiden van de dans die op zich zeer geïnspireerde momenten toont.
Aanvankelijk opereren de dansers veelal gescheiden; een van de hoogtepunten van de choreografie is als, na een duet vol lyrische rondingen die in alle richtingen opbloeien, zij tezamen komen en zich uiteindelijk verdichten tot een frontale gestileerde martial arts-achtige sequentie waar luid stampend voetwerk een wezenlijk onderdeel van vormt.
Een afsluitend vrijmoedig duet laat zien dat de opgegraven conflicten overwonnen zijn en heeft de duiding in woorden niet nodig. Bovendien zijn de opgenomen stemmen op een manier geproduceerd waar de verstaanbaarheid erg onder moet lijden, en dat doet ook afbreuk aan de verschillende gebezigde talen. Het getoonde materiaal had kunnen winnen bij opschoning. Het betoog van de voorstelling blijft hangen in expliciete uitleg, hetgeen in feite de getoonde power die volop in de choreografie aanwezig is, afzwakt.
Foto’s: Bart Grietens