Bestaat hij eigenlijk nog wel, de valse nicht? Of heeft de Nederlandse maatschappij zich dusdanig ontwikkeld dat zijn bestaansrecht niet meer opportuun is, nu er op allerlei andere manieren kritiek geleverd kan worden op de heteronormatieve maatschappij? (meer…)
Oorspronkelijk Nederlands musicalmateriaal ontstaat nagenoeg altijd vanuit een (commerciële) producent. Die heeft een idee voor een nieuwe productie en zoekt daar vervolgens mensen bij die dat moeten gaan maken. Voor een onderzoeksproject aan de Fontys Academy of the Arts sprak musicalonderzoeker Sanne Thierens met musicalmakers die juist niét dit traditionele pad bewandelden. Zij maakten een nieuwe musical als collectief, met meerjarige subsidie of juist geheel belangeloos in de marge. Zij waren degene die met hun idee bij een producent aanklopten in plaats van andersom of zaten in de ongebruikelijke situatie dat ze de volledige artistieke vrijheid van hun opdrachtgever kregen. Bij elkaar geven de gesprekken een beeld van actueel oorspronkelijk Nederlands musicalrepertoire dat ontstaat vanuit de makers zelf. Deze week: Daniël Cohen die De Mol en de Paradijsvogel bedacht, schreef en regisseerde.
De Mol en de Paradijsvogel is een musical over Albert Mol en Wassim. Het idee voor de musical komt van Daniël Cohen, die ook het script en de liedteksten schreef en de musical regisseerde. OpusOne produceerde de musical en organiseerde een ontwikkeltraject met workshops en een leesvoorstelling.
Tijdlijn:
Zomer 2022: vijf workshopvoorstellingen in DeLaMar West
Februari 2023: leesvoorstelling in DeLaMar West
Juli 2023: speelreeks in DeLaMar Theater (première 16 juli)
2024 (verwacht): landelijke tournee
Wat was het prille begin?
De Mol en de Paradijsvogel was mijn eerste productie bij OpusOne. Maarten Voogel, de creatief producent, belde mij om te vertellen dat ze mijn vertaling van Spring Awakening gingen gebruiken. Tussen neus en lippen door vroeg hij: Heb jij nog ideeën? Ik vertelde dat ik er al een tijdje over dacht om iets te maken over Albert Mol: een van de eerste openlijk homoseksuele performers in Nederland die echter nooit de erkenning heeft gehad van de queer community die hij verdiende.
Daar ging Voogel meteen op aan. OpusOne had een meerjarensubsidie gekregen, en wilde naast bestaand Off-Broadwayrepertoire ook nieuwe, oorspronkelijk Nederlandse musicals gaan ontwikkelen. Dus daar paste dit project prima bij. Hij vond het essentieel om er een lang ontwikkeltraject voor uit te trekken. Daarvoor werden er vijf workshopvoorstellingen en één leesvoorstelling voor genodigden gepland, die waarschijnlijk in die fase nog verliesgevend zouden zijn. Dat was dus een heel gewaagde stap. Zo’n workshopversie en leesvoorstelling en alle bijbehorende repetities kosten allemaal geld. Om als producent financieel dat risico te lopen is heel bijzonder. Het maakte OpusOne niet alleen theaterproducent, maar ook ontwikkelplek. Ik ken niet zoveel producenten die dat doen naast hun programmering.
De rol van Maarten als producent tijdens die eerste fase bestond voornamelijk uit ruimte creëren voor dit project en mensen samenbrengen. Maarten nam Roy Jonathans mee als choreograaf; ik suggereerde Ezra van Nassauw als muzikaal leider en Jeroen van Wijhe als dramaturg. Beiden waren we groot fan van componist Jan Groenteman. Maarten wist daarbij een goede balans te vinden tussen betrokkenheid en afstand houden. Dat is redelijk uitzonderlijk. Hoe vaak komt het niet voor dat een producent zegt: ik wil jou inzetten want je hebt zo’n eigenzinnige visie op theater, en zich vervolgens zo met het product bemoeit dat er niets van die eigenzinnige visie overblijft?
Waarom wilde je dit verhaal vertellen?
Ik ben pas best laat begonnen met schrijven. Ik heb eerst zelf gespeeld, ben toen gaan regisseren en daarna gaan vertalen. Heel lang dacht ik dat ik niets te zeggen had, dus waarom zou ik schrijven? Ik dacht dat ik moest starten vanuit een maatschappelijke drang. Nu weet ik dat het erom gaat instinctief aangetrokken te worden tot bepaalde verhalen; al doende kom je er dan achter wat de onderliggende drijfveren zijn.
Bij De Mol en de Paradijsvogel was de aanleiding dat ik in korte tijd veel negatieve dingen over Albert Mol las, nota bene geschreven door mensen uit de queer gemeenschap. Daar wilde ik wat mee. Pas later besefte ik dat ik iets wilde zeggen over de eeuwige drang van de mens om ergens bij te horen, om je eigen ‘cluppie’ te vinden. En over alle water die je bij de wijn doet om deel van die groep te worden.
In wezen komt een voorstelling maken erop neer, dat je tegen een publiek zegt: ik heb een fantastisch verhaal gehoord en dat wil ik met jullie delen. Natuurlijk ben je in een musical bezig met het onderhouden van een publiek, maar dit hoeft niet persé een negatieve commerciële ondertoon te hebben. Je bent altijd in je schrijven op zoek naar variatie in tempo, in kleur, in emoties. Dan maakt het niet uit of je teksttoneel schrijft of een musical. Alhoewel – zou ik anders gaan schrijven als ik voor ITA een toneelstuk zou maken? Omdat hun publiek anders is? Misschien ben je toch onbewust bezig met het genre waarin je schrijft. Je kiest ervoor om een specifiek verhaal te vertellen in een bepaald genre met zijn eigen wetten. Hoe serieus je musical ook is, het heeft iets dat naar buiten toe gericht is, het is presentational. Het verhaal breekt door de vierde wand. Net als Shakespeare, overigens, en de Grieken, en Brecht.
Hoe is het verhaal van Wassim erbij gekomen?
Het was producent Maarten Voogel die met het idee kwam om, naast het verhaal van Albert Mol, ook een moderne plotline toe te voegen over het queer leven hier en nu. Hoeveel is er inmiddels veranderd? Zo ontstond het verhaal van Wassim, een Syrische vluchteling die naar Nederland komt in de verwachting dat hij daar een homoparadijs zal aantreffen. De realiteit is echter minder rooskleurig.
De workshops en leesvoorstelling hebben veel helderheid gebracht. Zo is met name de hele verhaallijn van Wassim absoluut beter geworden. In de eerste versie ging hij dood, omdat ik als schrijver te bang was voor een sentimenteel Disney-einde. Pas na de leesvoorstelling in februari 2023 viel het kwartje. Daar merkte ik hoe het publiek investeerde in de verhaallijn van Wassim, en teleurgesteld was over de negatieve afloop.
Ook werd ik me extra bewust van de clichés die er op de loer liggen bij het vertellen van een verhaal rond een niet-westers personage. We wilden van Wassim absoluut geen slachtoffer maken zonder eigen agency, laat staan de witte verhaallijn belangrijker maken dan de niet-witte verhaallijn. Door de reacties van het publiek tijdens de workshops begrepen we dat het juist de verhaallijn van Wassim is, die de hoop en de toekomst in zich meedraagt. In de nieuw geschreven, surrealistische slotscène laat ik nu Albert en Wassim elkaar ontmoeten, en elkaar helpen om de volgende stap te nemen: Wassim om door te gaan met zijn eigenzinnige leven, Albert om afscheid te nemen van zijn leven.
Voor de solo voor Wassim, vrij vroeg in de voorstelling, wilde ik een tekst schrijven waarin we meer van zijn achtergrond te weten komen. Mijn eerste poging, ‘Mijn Kast Is Een Kamer’, was een lied in de stijl van ‘Over the moon’ uit Rent, een bewust nogal pretentieus, artyfarty ding. Je zag hem optreden als queer artiest die zijn verhaal vertelt op een spoken word-achtige manier. Dat was reuze intellectueel bedacht, en werd prima door de acteurs uitgevoerd, maar het was emotioneel niet het juiste nummer op de juiste plek. Het ging er op dat moment in het verhaal juist om dat we Wassim als mens beter leren kennen. Uiteindelijk is zo het lied ‘Tussen Vier Muren’ geschreven: een heel persoonlijke ballad over Wassims liefdesrelatie met een soldaat die hij heeft moeten achterlaten in zijn moederland. We hebben smartass intellectualisme ingeruild voor een emotioneel oprecht moment.
Kom,
Hou me langer vast.
Door een kier in het gordijn
Valt het licht
Op je schouders,
Je gezicht.
Minuten duren uren
Tussen vier muren.Steeds
Ga ik je achterna,
De steile trappen op.
Wat dekens op een kale vloer.
Jij trekt je laarzen uit,
We maken geen geluid,
Verborgen voor de tijd,
Voor alle dictaturen,
Tussen vier muren.Je legt je handpalm op m’n mond.
Bang dat ik te lief zal spreken.
In onze taal ontbreken
Woorden
Voor wat wij tweeën delen.
Dus heet het: zonde
Waar je voor moet boeten.
Straks op straat
Zullen wij niet groeten.Nee,
Hou me maar niet vast.
Geef me iets beters |
Dan liefde op een paar
Vierkante meters.
Dit leven in het donker
Is genoeg voor jou.
Ik wil avonturen
Zonder regels, zonder muren.
En als ik mijlenver zal gaan
Op zoek naar god weet wat
Dan zal ik denken aan
Jouw gezicht
In het licht
In de kamer
Waar wij de liefde
Even konden huren
Tussen vier muren.
Wat kan de musicalsector van deze ervaring meenemen?
Ik heb het idee dat in de toneelwereld makers eerder worden benaderd van: wij vinden jou interessant, wil je bij ons een productie maken? Bijvoorbeeld door productiehuizen, festivals en theatergroepen. Men vindt elkaars werk boeiend en is benieuwd wat het zou opleveren om bij elkaar te gaan zitten. Er is een soort fundamentele interesse onder makers. In de musical- en muziektheaterhoek is het eerder de producent die zegt: ik wil dit stuk doen en zoek daar mensen bij. Bij toneel gaat het over een Ivo van Hove-productie. Bij musical is het: hier is De Tocht, die geregisseerd wordt door Eddy Habbema. Het product staat bovenaan en de maker eronder.
Hoe mooi zou het zijn als meer musicalproducenten zouden zeggen: wij zijn in jou geïnteresseerd als creatief persoon, we willen investeren in jou, dus kom maar met die ideeën. Een musicalwerkplaats in de stijl van de Toneelschuur en Walhalla. Opus One lijkt die rol nu te gaan vervullen, net als MusicalMakers. Ik heb dat mogen meemaken bij De Mol, en nu bij het komende project Koud Vuur. Dat is best uniek, dat er zoveel vertrouwen is in jou als maker, en in je ideeën.
Foto: Liza Kollau