In een kunstwereld waarin objectieve waarheid niet bestaat, beschrijven critici hun subjectieve ervaringen. Op zich waardevol, maar kritiek gaat pas echt leven als verschillende subjectieve ervaringen en perspectieven elkaar aanvullen, tegenspreken, nuanceren of met elkaar de confrontatie aangaan. Dus: hoe komen we aan meer kritiek? Een voorzet.

1.

Midden januari zitten ongeveer dertig critici van Theaterkrant in het bovenzaaltje van De Smoeshaan in Amsterdam. Het is een bijeenkomst in het kader van het ‘buddy-systeem’ van Theaterkrant: in de maanden ervoor zijn ze twee aan twee naar voorstellingen gegaan en hebben ze commentaar gegeven op elkaars stukken. Een aantal onderwerpen die in die onderlinge gesprekken vaker terug komen bespreken we vandaag met z’n allen.

Kritiek wordt vaak gezien als een beroep voor oude witte mannen, maar vergeleken met dat vooroordeel is de groep redelijk divers. Oude cracks zitten naast jong talent, dansrecensenten naast cabaretcritici, queer schrijvers met een eigen maakpraktijk naast jonge cisvrouwen die over van alles schrijven. Alleen de culturele diversiteit blijft pijnlijk achter – al zitten er inmiddels een paar critici van kleur bij.

Weinigen vullen hun dagen met uitsluitend theater. Degenen die dat wel doen schrijven ook voor dagbladen recensies, interviews en achtergrondstukken of hebben een praktijk als maker, dramaturg of marketeer. Een aanzienlijke minderheid is als tekstschrijver of redacteur betrokken bij een meerjarige subsidieaanvraag.

Maar voor velen is theater slechts één van hun werkterreinen. Eén van hen onderzoekt als journalist misstanden bij grote bedrijven, een van hen schrijft recensies over games, een van hen heeft een tijdschrift over Spanje, een van hen een grote website over het Eurovisie Songfestival.

De stemming is serieus maar ontspannen. Er is bij de meeste aanwezigen weinig terughoudendheid om te spreken over de onderwerpen op de agenda: hoe je er als criticus omgaat als je zelf kritiek krijgt; en hoe je je eigen achtergrond en perspectief meeneemt en expliciet maakt in je werk.

2.

De discussie over theaterkritiek is altijd latent aanwezig in het veld en beweegt zich vaak in cirkels. Zolang ik eraan mee doe – sinds 1997 ongeveer – is er sprake van crisis. Het is belangrijk om op te merken dat die vooral zit in de relatie tussen kritiek en de makers enerzijds en tussen kritiek en het zakelijke anderzijds. De belangrijkste verhouding – die tussen kritiek en lezers – is opvallend ónproblematisch. Mensen gebruiken recensies nog steeds om het kunstaanbod te blijven volgen, om een selectie te maken uit het aanbod en om hun eigen oordeel aan te scherpen. Dat blijkt niet alleen uit de ruim 1 miljoen bezoekers die Theaterkrant.nl jaarlijks ontvangt, maar ook uit het lezersonderzoek dat we hielden (zie kader).

Tussen de kritiek en makers zit echter een niet op te lossen spanning. Oppervlakkig beschouwd zou je zeggen:  makers willen graag positieve recensies die hun ego strelen en de kaartverkoop aanjagen, en voor critici is het vaak leuk om werk op te hemelen maar soms ook om iets lekker neer te sabelen. (Hoewel dat laatste veel minder vaak gebeurt dan wordt gedacht – critici zijn vanuit hun liefde voor het theater over het algemeen zeer mild.) Maar vaker willen kunstenaars dat hun werk in z’n volledigheid gezien en begrepen wordt, of hopen ze dat de kritiek henzelf helpt te begrijpen wat ze gemaakt hebben en welke betekenissen en associaties in hun werk verscholen liggen. Aan die hoge verwachtingen kan de kritiek als geheel niet vaak voldoen, hoezeer de meeste critici ook hun best doen. Dat is niet erg, de waarde zit in het streven.

Kritiek en geld is een andere gespannen relatie. Theaterkrant verdient geld met abonnementen en advertenties, maar dat is bij lange na niet genoeg om onze medewerkers fair te betalen. De dagbladen betalen hun recensenten beter, maar dat wordt ‘gesubsidieerd’ door de rest van de krant – en dat is dus afhankelijk van de belangstelling van de hoofdredactie, en die is – zo beklagen enkele critici zich elders in dit Magazine – beperkt.

Tussen al die zich steeds ontwikkelende relaties blijven de functies van de kritiek redelijk constant. Recensies geven het publiek de mogelijkheid om zich te oriënteren op het theateraanbod en geven aan welke voorstellingen de moeite waard zijn. Recensies vervullen daarnaast een functie in het ecosysteem van het theater – ze helpen het gesprek op gang te houden, geven publiek kennis over werk en geven woorden aan trends en ontwikkelingen en maken zo de grotere bewegingen in de kunst zichtbaar. Bovendien is kritiek eerstelijns geschiedschrijving. Wie meer wil weten over een voorstelling van vroeger, zoekt de verslagen op van degenen die hem toen gezien hebben. (Ik heb het in dit artikel vrijwel uitsluitend over recensies, in het volle besef dat het veld van kritiek veel breder is, van academische disseminatie, tot gesprekken in de kroeg.)

3.

Tot zover de bekende situatie. De afgelopen jaren waren er een paar ontwikkelingen die ik wat specifieker wil noemen. Allereerst is de opkomst van Theaterkrant zeker niet de minst belangrijke. Toen de site in 2012 werd opgericht was dat op een dieptepunt voor de theaterkritiek. Het aantal recensies in de dagbladen liep sterk terug en ze werden bovendien steeds korter. NRC Next had recensies van 200 woorden. De kranten zelf leken op sterven na dood, door de opkomst van gratis kranten en gratis online content. De theatersector maakte zelf van Theaterkrant een succes door het initiatief financieel te steunen, en ook – misschien nog wel belangrijker – door de recensies te delen via hun socialemediakanalen. Daarmee verschoof het zwaartepunt van de recensies weg van de algemene nieuwsvoorziening, naar een gespecialiseerd platform. Je komt alleen op Theaterkrant als je iets over theater of een specifieke voorstelling zoekt, en dat is anders dan er langs bladeren in een dagblad.

De recensies in de dagbladen zijn inmiddels weer wat langer, maar het zijn er niet méér dan in 2012. En daarmee doet de huidige kritiek het Nederlandse theaterveld ernstig tekort. In 2023 gingen in Nederland ongeveer 1550 voorstellingen in première. Het gaat dan om professionele voorstellingen in alle theatergenres, van dans tot cabaret en van jeugdtheater tot opera. Theaterkrant publiceerde over 785 voorstellingen daarvan een recensie, en daarbovenop werd een flink aantal (kleinere) voorstellingen nog besproken in verslagen over bijvoorbeeld het Delft Fringe festival, Boslab of De Parade.

Bij 360 recensies voegden we citaten toe van één of meer andere recensies, die we verzamelen uit de vijf landelijke dagbladen (Volkskrant, NRC, Telegraaf, Trouw en Parool). Over 425 voorstellingen schreef Theaterkrant dus de enige professionele recensie.

Maar de sociale media dan? Opvallend genoeg lijkt theater nauwelijks een rol te spelen in de opkomst van nieuwe kritiekvormen online. Filmanalyse en game-besprekingen op YouTube, beeldend kunstenaars die elkaars werk onder de aandacht brengen op Instagram, boekenclubs op TikTok – equivalenten op theatergebied zijn mij niet bekend. Het zal te maken hebben met de inherente eigenschappen van theater – na afloop is de voorstelling weg, de werking van theater is in de eerste plaats lokaal en er is weinig registratiemateriaal dat meme-waardig is – en ook met de specifieke theatersituatie in Nederland – nauwelijks commercieel belang; duizend voorstellingen om uit te kiezen en volgend jaar duizend andere. Er is nog niet eens een platform voor het verzamelen van publieksreacties op voorstellingen – zoals Goodreads of Tripadvisor – ondanks verschillende pogingen (waar ik zelf bij betrokken was).

4.

Niet alleen de media, ook de theaterwereld zelf maakte grote veranderingen door – veranderingen die nieuw commentaar op de theaterkritiek met zich mee brachten. ‘Er is een moreel bewustzijn wakker geworden dat heel lang achter brillen met oogpleisters verborgen zat’, schreef Fanne Boland al in 2018. Het streven naar sociale rechtvaardigheid is  een leidend thema geworden in de kunstwereld. Opvallend genoeg begon het bestrijden van racisme, seksisme en machtsmisbruik, het dekoloniseren en het aanpakken van onbewuste vooroordelen als theaterkritiek: recensenten en andere schrijvers en denkers vroegen zich hardop af wat de politieke en morele inhoud van voorstellingen eigenlijk was – iets dat nogal veel weerstand opriep na decennia waarin de kritiek vooral esthetische en formele criteria hanteerde.

En uiteindelijk werd die nieuwe blik ook gericht op de kritiek zelf. Sinds een paar jaar lees en hoor ik nieuwe vragen en commentaren – in de commentaren op Theaterkrant.nl, tijdens debatten, in gesprekken, bij voorbeeld naar aanleiding van de hondenpoepaffaire tussen choreograaf Marco Goecke en critica Wiebke Hüster.

De kritiek is te wit en vertegenwoordigt te weinig verschillende perspectieven. De kritiek zou te machtig geworden zijn, met grote invloed op de carrière van jonge makers, de programmering van schouwburgen en de verdeling van subsidies. Critici zijn zich te weinig bewust van hun bias en hanteren eurocentrische criteria die ze voor universeel houden. Kritiek zou de sociale veiligheid in de sector ondergraven en zou een vorm zijn van eenzijdige beoordeling vanuit een verticaal machtssysteem.

5.

Een aantal van die punten van kritiek zijn terecht, andere lijken me nogal absurd. Maar in de Smoeshaan vraag ik me af of deze kritiek niet net het punt mist. De vragen over macht, verantwoordelijkheid en representatie komen uiteindelijk op de rug van deze freelancers terecht. De 30 critici zijn een flink aandeel van het totaal. Ik schat dat er in Nederland ongeveer 80 mensen zijn die regelmatig recensies schrijven over toneel, dans, cabaret, jeugdtheater, opera en alle andere genres. Recensent was nooit goed betaald werk, maar de afgelopen jaren is het bestaan echt precair geworden. Theaterkrant betaalt 100 euro per recensie, NRC minimaal 218 en de Volkskrant minstens 228 euro. Vrijwel niemand kan ervan leven en wie criticus wil worden, moet linksom of rechtsom op een andere manier aan inkomen komen. Problematischer is het gebrek aan groeimogelijkheden. Een goede recensent wordt meer gevraagd voor interviews, panels, beleidsplannen, subsidieaanvragen et cetera – goed werk, niks mis mee, beter betaald vaak ook – maar vaak geen kritiek.

Ondanks die precariteit valt me op hoezeer de critici bereid zijn om de problemen van de kritiek als geheel – het gebrek aan diversiteit en aan meerstemmigheid; de spanning tussen snelheid en diepgang; de focus op het oordeel bij lezers en makers – op zichzelf te betrekken. In het gesprek over expertise en perspectieven vertellen verschillende recensenten hoe ze steeds vaker iemand meenemen naar een voorstelling om na afloop ervaringen mee uit te wisselen voor ze gaan schrijven.

Ik zou als hoofdredacteur de individuele, onderbetaalde critici willen vrijwaren van de taak om de problemen van de kritiek als geheel op te lossen, maar ook de mogelijkheden voor Theaterkrant als instituut zijn beperkt. Ja, we leiden nieuwe critici op en zoeken actief naar grotere diversiteit in de poule (zie kader), maar het is moeilijk werven voor een zo precair beroep. We zouden zelf meerdere recensies  kunnen publiceren over voorstellingen die door de dagbladen worden overgeslagen, maar dat zou ten koste gaan van andere voorstellingen, die dan helemaal niet meer besproken worden.

En dan realiseer ik me dat er achter alle problemen eigenlijk maar één probleem ligt: er is domweg veel te wéinig kritiek. Te weinig voorstellingen worden gerecenseerd; per voorstelling worden te weinig recensies geschreven; naast recensies is weinig tot geen ruimte voor andere, verdiepende vormen van kritiek. Er zijn te weinig critici, en al helemaal te weinig critici van kleur.

6.

Het lijkt me dat meeste verwijten aan de kritiek op dit tekort zijn terug te voeren. Hoe kan het dat we de kritiek zoveel macht toeschrijven? Is dat niet juist omdat er zo wéinig geschreven wordt, dat ieder (positief) woord van een van deze tachtig mensen wordt uitvergroot door de ruim duizend marketeers in de sector?

Doen critici alsof hun oordeel over een kunstwerk objectief is? Dat is natuurlijk onzin, geen enkele criticus denkt dat, maar ook dit is een gevolg van het feit dat alleen de grootste producties door meer dan één criticus besproken worden en er dus te weinig tegenspraak en nuancering is. Moet een recensie niet het begin van het gesprek over een voorstelling zijn, in plaats van het sluitstuk? Critici willen niets liever, maar als niemand anders over een voorstelling schrijft, stokt het gesprek of blijft het beperkt tot sneren in de comment-sectie van Theaterkrant. Zijn critici niet een te homogene groep? Ik denk dat het wel meevalt, maar ik kan niet zeggen dat het nu een goede carrièremogelijkheid is voor een jonge schrijver van welke achtergrond dan ook, hoe groot diens theaterliefde ook is. Zijn de kwaliteitscriteria van critici niet ouderwets en vastgeroest? Zelfs als dat zo is, waar is de ruimte om die te herijken, om andere visies te lezen en om de confrontatie aan te gaan?

Het in de jaren negentig hippe begrip ‘intersubjectiviteit’ is voor mij nog steeds de leidraad voor wat kritiek zou moeten zijn. In een kunstwereld waarin objectieve waarheid niet bestaat, beschrijven critici hun subjectieve ervaringen – wat al heel waardevol is. Maar kritiek gaat pas echt leven als verschillende subjectieve ervaringen en perspectieven elkaar aanvullen, tegenspreken, nuanceren of met elkaar de confrontatie aangaan. Dit proces vindt plaats in subsidiecommissies en jury’s – waar door de huidige nadruk op diversiteit en inclusie ook het woord intersubjectiviteit weer opduikt – maar dat is achter de schermen. De kritiek kan deze discussies in het openbaar voeren, wat een enorm belangrijke factor is in een veld waar transparantie zeldzaam is en mensen het geven van hun mening vaak eng vinden.

De theaterwereld ziet dit belang heel goed in – blijkt onder andere uit de steun voor Theaterkrant van meer dan honderd gezelschappen, theaters en festivals, die abonnee zijn en advertentieruimte kopen.

Maar om het probleem van te weinig kritiek aan te kunnen pakken is meer nodig. Ik zie wel een – toegegeven vrij radicale – oplossing. Als het de kunstinstellingen menens is; als ze zien dat onafhankelijke verslaggeving invloedrijker is dan marketing; als schouwburgen liever afgaan op recensies dan dat ze voorstellingen die ze zelf goed vinden programmeren; als we echt een meerstemmig gesprek over de kunst willen, dan moeten instellingen zich bereid tonen om een deel van het geld dat ze nu uitgeven aan marketing en publiciteit beschikbaar te maken voor onafhankelijke kunstkritiek. Als 5 procent van het marketingbudget van de sector gestoken wordt in een onafhankelijk fonds voor kunstbeschouwing, dan kan een site als Theaterkrant zijn medewerkers fair betalen voor hun werk en dan is er daarnaast geld voor nog één of twee serieuze platforms voor gespecialiseerde en/of verdiepende kritiek, zoals bijvoorbeeld PaarsPaars of Cultuurpers. Dan is er ruimte voor talentontwikkeling, voor verbreding en verdieping en voor betere aansluiting bij het erfgoed. Dan is er voor al dat theater dat gemaakt wordt, misschien, genoeg kritiek.

beeld Herman van Bostelen

Hoe werkt Theaterkrant?

Theaterkrant werkt vanuit de visie dat iedere voorstelling gerecenseerd zou moeten worden. Iedere maand opnieuw proberen we dan ook zoveel mogelijk voorstellingen te bespreken. Om te weten wat het domein is verzamelen we doorlopend de aankomende nieuwe voorstellingen op onze premièrelijst (te lezen op theaterkrant.nl/agenda ). We hanteren daarbij vier basiscriteria: het gaat om ‘scènische’ podiumkunsten (van toneel tot musical, van dans tot jeugdtheater en van cabaret tot opera – maar dus niet concertante uitvoeringen van opera’s, poëzievoordrachten of optredens van coverbands) gemaakt door (voornamelijk) professionals (of afstuderende makers); minstens één keer te zien in Nederland; en het moet gaan om een (Nederlandse) première. Zo verzamelen we per seizoen ruim 1400 premières. We bespreken in principe geen try-outs, hernemingen of nieuwe versies.

Het verzamelen van die premières gebeurt voornamelijk op basis van aankondigingen en uitnodigingen die binnenkomen op info@theaterkrant.nl. De premièrelijst lijst wordt ook gebruikt als input voor de Productiedatabase van de Theatercollectie, dus voorstellingen die bij Theaterkrant worden aangemeld, gaan automatisch mee in het archief.

Maandelijks sturen we onze pool van ruim 50 freelance recensenten de lijst premières voor de komende maand. De recensenten geven dan zelf aan welke voorstellingen ze kunnen zien en willen bespreken. De eindredacteur van de site maakt ten slotte een verdeling, rekening houdend met de ervaring en de specialismen van de recensenten.

Theaterkrant probeert op die manier steeds zoveel mogelijk voorstellingen uit de premièrelijst te bespreken. Dat lukt uiteindelijk bij ongeveer 800 producties per seizoen. Als we premières niet recenseren, komt dat bijna altijd omdat we geen beschikbare recensent hebben gevonden. In zeer drukke periodes maken hoofd- en eindredacteur soms samen een schifting. We besluiten dan soms om buitenlandse voorstellingen die maar één of twee keer spelen of kleine voorstellingen in het fringe-circuit niet te recenseren.

Het honorarium voor een recensie bij Theaterkrant is 100 euro (naast onkostenvergoedingen voor eventuele reis en verblijf). Voor de betreffende voorstelling ontvangen we in vrijwel alle gevallen vrijkaarten van de makers.

Joke Beeckmans

Lezersonderzoek

Het werk van Theaterkrant wordt positief beoordeeld door de lezers. Dat blijkt uit een enquête die we hielden onder onze bezoekers. Van 7 december 2023 tot en met 10 januari 2024 vulden 895 mensen de korte vragenlijst in. 46 procent van hen is theaterbezoeker. Ruim 40 procent van de respondenten is professioneel betrokken bij het vak: makers/spelers, werkzaam bij een schouwburg/theater, recensent/journalist, student aan een vakopleiding, werkzaam bij een fonds of de overheid.

De inzendingen geven een mooi beeld van de diverse manieren waarop de site gebruikt wordt. Ruim 38 procent bezoekt de site om de ontwikkelingen in het theater te volgen, en bijna 25 procent van hen gebruikt Theaterkrant.nl vooral om zich oriënteren op het theateraanbod. Recensies spelen uiteenlopende rollen: ruim 13 procent van de respondenten leest een recensie specifiek vóór de voorstelling; een ongeveer even groot aantal leest de recensie juist ná het bezoek; voor de anderen zijn de recensies vooral een manier om in zijn algemeenheid op de hoogte te blijven. Dat geldt met name voor diegenen die zelf professioneel betrokken zijn. Zo geeft meer dan 70 procent van makers/spelers en anderen werkzaam bij een gezelschap aan dat het volgen van ontwikkelingen de voornaamste reden is om recensies te lezen.

De Theaterkrant deelt geen sterren uit, maar kent wel de ‘keuze van de criticus’.  Gevraagd naar welk systeem de voorkeur heeft, blijkt dat voor de meeste mensen lood om oud ijzer.  Iets minder dan 15 procent geeft de voorkeur aan de keuze van de criticus, bijna 13 procent prefereert de sterren, het overgrote deel van de respondenten heeft geen uitgesproken voorkeur. Significant is ook hier het verschil tussen professioneel betrokkenen en theaterbezoekers: ruim 30 procent van de makers/spelers vindt de keuze van de criticus behulpzaam, tegen bijna 8 procent van de theaterbezoekers. Eenzelfde verschil is te zien bij de respons op de vraag of het sterrensysteem terug zou moeten komen: bijna 20 procent van de theaterbezoekers zegt ‘heel graag’, meer dan 51 procent van de makers/spelers zegt ‘absoluut niet’. Theaterkrant ziet hierin geen aanleiding om het huidige systeem te herzien, wel mag de ‘keuze van criticus’ nog wel bekender worden gemaakt.

De wijze van recenseren op Theaterkrant.nl wordt beoordeeld als positief (ruim 45 procent) tot zeer positief (ruim 9 procent). Ruim 37 procent is neutraal; iets meer dan 5 procent is negatief, en slechts 2 procent is zeer negatief. Er is op dit punt minder duidelijk verschil tussen theaterbezoekers en professionals. Wat opvalt zijn de hoge scores van respondenten werkzaam in een schouwburg/theater en van recensenten/journalisten: ruim 63 procent respectievelijk ruim 58 procent beoordeelt de wijze van recenseren als positief/zeer positief.

De antwoorden op de open vraag naar de tevredenheid over de wijze van recenseren leveren zeer interessante gegevens op. Een zeer groot aantal respondenten lichtte het antwoord toe, een goede indicatie van hun betrokkenheid.

Theaterkrant bedient grofweg twee groepen: de theaterbezoekers die geen professionele relatie hebben met het vak, en de professionals. Bezoekers vragen in het algemeen om steviger oordelen en klagen soms over recensies die vooral beschrijven. Ook klachten over ‘spoilers’ lijken van hen te komen.

Uit de professionele hoek komt juist de oproep om meer aspecten van voorstellingen te noemen, zoals lichtontwerp, soundscape, kostuumontwerp – en de mensen die dat gemaakt hebben. Ook de waardering voor een dramaturgische kijk, diepgang (en soms uitgesproken zorg over voldoende diepgang) lijken vooral afkomstig uit de professionele hoek.

Dat de Theaterkrant poogt om zoveel als mogelijk alle voorstellingen te recenseren wordt zeer gewaardeerd, en dat geldt zeker voor diegenen die ze vooral gebruiken om op de hoogte te blijven. Sommige respondenten vinden de kwaliteit van de recensies te wisselend (met name de cabaretrecensies moeten het hier ontgelden). Dat er ervaren en minder ervaren recensenten zijn wordt over het algemeen wel gewaardeerd, het geeft de jongere generatie een stem, maar sommige respondenten zouden een indicatie op prijs stellen.  De wenselijkheid van meer spreiding van culturele achtergrond (in brede zin) is een ander punt dat soms aan de orde wordt gesteld, maar men constateert ook dat er op dit punt al veel ten goede is veranderd.

De reacties bevatten soms intrigerende suggesties, zoals ‘dubbele recensies’ geschreven door twee recensenten, en kritische kanttekeningen, bijvoorbeeld bij de reacties onder de recensies.

Het onderzoek werd uitgevoerd en de data verwerkt door Mirella Jellema en het marketing team van de Schouwburg Hengelo.

Karin Veraart

Talentontwikkeling

Eerder dit seizoen startte Theaterkrant het project Talentontwikkeling voor Critici. Hiermee wil Theaterkrant de kwaliteit van de Nederlandse podiumkunstkritiek verbeteren, een diversere pool critici beter aan ons binden en het gesprek over kunstkritiek levend en actueel houden.

Dit project bestaat uit drie onderdelen. Een programma om nieuwe critici van ondervertegenwoordigde achtergronden aan te trekken. Een buddysysteem tussen beginnende en ervaren Theaterkrantschrijvers. En bijeenkomsten voor critici en belangstellenden. Het eerste onderdeel organiseren we samen met het Nederlands Theaterfestival. Tijdens het festival nodigen we zo’n zes critici van kleur of met een migratieachtergrond uit om voorstellingen te zien, in gesprek te gaan en stukken te schrijven. Dit traject, (On)gehoorde Theaterkritiek, zal in 2024 voor de derde keer plaatsvinden. Inmiddels hebben verschillende oud-deelnemers hun plek gevonden in de vaste recensentenpoule van Theaterkrant

Het buddy-traject heeft inmiddels 34 deelnemers die maandelijks in duo’s naar voorstellingen gaan. Eén van hen schrijft de recensie voor Theaterkrant en de ander geeft feedback – de volgende maand zijn de rollen omgedraaid. De deelnemende recensenten krijgen een vergoeding voor deelname, bovenop hun honorarium voor de recensies. Dit wordt mogelijk gemaakt door projectsubsidies van het Cultuurfonds, de VandenEnde Foundation en het Ministerie van OCW.

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2024
Theaterkritiek