In 2012 schreef de Theaterkrant over de verdeling van subsidies in Den Haag. De commissie adviseerde dat literair theater Branoul moest verdwijnen en honoreerde toneelgroep De Appel met lof en het complete aangevraagde bedrag. Zeven jaar later bestaat De Appel niet meer en wordt Branoul geleid door ex-Appelacteur Bob Schwarze. Zo snel kunnen de culturele vlaggen de andere kant op wapperen. Schwarze speelt in Branoul met Sijtze van der Meer De dienstlift, het tweede stuk van Harold Pinter. (meer…)
Na vier succesvolle marathonvoorstellingen lijkt De Appel met de bijna vijf uur durende voorstelling Casanova toch te zijn gaan lijden aan marathonmoeheid. Het podium is weliswaar weer voor een groot deel water, waarop bootjes en vlotten voor enige deining zorgen. Maar de bak water wordt nergens het stille water met de diepe gronden.
De rusteloze Casanova wordt gevolgd tijdens zijn reizen langs hoven in Europa op zoek naar geld, roem en vrouwen. Hij biedt aan ieder die ervoor wil betalen zijn diensten aan en verleidt in het voorbijgaan talloze vrouwen en meisjes. De Henriëttes, Donna Lucrezia’s, Teresa’s en Manons wisselen elkaar in draaimolentempo af. En hij verleidt ze elke keer weer omdat hij ze geeft wat ze willen: een win-winsituatie.
De achttiende eeuw geeft de voorstelling genoeg aanleiding voor hoepelrokken, opera, pruiken, pausen, hoofse manieren en rococo waardoor het oog van de toeschouwer lange tijd verleid wordt. Maar dit garandeert niet dat diezelfde toeschouwer geboeid blijft door het verhaal. Het stuk blijft een opsomming van avonturen en avontuurtjes in willekeurige volgorde.
Anders dan in vorige marathonvoorstellingen wordt de hoofdfiguur niet uitgediept. Terwijl Casanova als tijdgenoot van Voltaire en Leibniz, van Rousseau en Sade, van de Liaisons dangereuses en Candide, van Madame de Pompadour en Betje Wolff & Aagje Deken genoeg sparring partners heeft gekend die hem kunnen profileren. Het talent van Aus Greidanus jr. om als Casanova de meest onwaarschijnlijke maar stimulerende teksten overtuigend te brengen blijft onbenut. Ook de personages om hem heen kunnen daarin geen verandering brengen. Zijn knecht Leduc (Bob Schwarze) blijft tot aan het einde een knecht en mist de chemie van een Sancho Pancha.
Zijn avonturen zetten pas aan tot bezinning wanneer ze niet in een win-winsituatie eindigen. Wanneer bijvoorbeeld de oudere en versmade mevrouw F. hem door een list te slim af is, een wilde nacht met hem deelt en syfilis meegeeft. Of wanneer hij eindelijk eens bij zijn moeder langsgaat en blijkt dat ze elkaar helemaal niks te zeggen hebben. Casanova blijkt geen familieman. Zowel zijn moeder als mevrouw F. worden gespeeld door Saskia Mees, die met haar rollen meer eer inlegt dan de verleide vrouwen die uiteindelijk allemaal inwisselbaar worden.
Casanova blijft oppervlakkig, blijft schuim, blijft leven bij de dag. Die levensfilosofie wordt af en toe wel genoemd, maar de redenen voor die keuze blijven verborgen; zijn volharding in het nastreven van aardse genietingen wordt nergens ter discussie gesteld. En als na een paar uur de achttiende-eeuwse hofkledij gaat vervelen en er niet meer wordt opgekeken van een zoveelste bootje dat met kermisklanten komt aanvaren, blijft er niet zo veel meer over.
Casanova kan alleen maar voortvluchten en voortjakkeren, nergens thuiskomen. Als hij als een achttiende-eeuwse flexwerker aan geen enkel hof meer wordt aangenomen brengt hem dat niet tot inzicht of reflectie. Gebrek aan moraal, diepte, psychologische inzichten en filosofische vergezichten maken de figuur Casanova eendimensionaal en de voorstelling te lang.