Schrijver en regisseur Nadine Lavern stierf in 2017 een natuurlijke, maar vroegtijdige dood. Zij kan worden herinnerd als de pionier die met haar gezelschap Steppin’ Nederland liet kennismaken met het beste Afro-Amerikaanse repertoire én als initiator/ coauteur van de gedenkwaardige voorstelling Lumumba-bah!, die in 2023 uit de vergetelheid werd gerukt in Theater Bellevue.
Naast het artikel in De Waarheid van 2 september 1989 kijkt een vrouw van dertig jaar jong ons aan, die haar naam toen nog spelde als NaDine LaVern. Nog geen dreads, maar schijnbaar zelfbewust. Twee jaar eerder had ze het Brooklyn van haar jeugd, haar opleiding aan de Erasmus Hall High School of Performing Arts, haar theaterprojecten in de wijk én haar Jehova getuigende moeder verruild voor een bestaan in Amsterdam. Als Afro-Amerikaanse acteur/regisseur in een vreemde stad was er in die dagen één lifeline die ze snel wist te vinden: het DNA van Rufus Collins en Henk Tjon. De laatste castte haar meteen voor zijn Tori-voorstelling, een paar jaar later zou Rufus haar in contact brengen met de medeoprichter van The Last Poets, Gylan Kain en de boomlange acteur uit San Francisco, Malumba (Anderson). Met Kain en Malumba vormde ze vanaf 1991 een creatief trio. Maar haar eerste eigen voorstelling The Owlkiller van Phillip Hayes Dean (met onder anderen Marline Williams) bracht ze uit bij het Polanentheater, waar Chris de Vries haar een standplaats bood en steunde in haar missie: Nederlandse Zwarte schrijvers inspireren met Afro-Amerikaans repertoire en een uitwisseling op gang brengen tussen de twee culturen. The Owlkiller kwam in tweede instantie ook in een Nederlandstalige versie op de planken, maar het was Lavern meteen duidelijk dat de Afro-Amerikaanse vibe onvertaalbaar was, dus het bleef bij die ene. Er volgden nog zeven Steppin’ producties, in Polanen en Melkweg, van de schrijvers Ntozake Shange (Spell#7), Adrienne Kennedy (Funnyhouse of a Negro), Ed Bullins (The Theme is Blackness), Richard Wesley (The Past is the Past & Getting’ it Together), Phillip Hayes Dean (This Bird of Dawning Singeth All Night Long) en Casey Kurtti (Three Ways Home). In 1993 werd ze uitgenodigd door de NEStheaters om haar entree te maken in het centrum van de stad. Met die overgang werden ook de landelijke dagbladrecensenten wakker. En hun oordeel was niet mals. Met termen als ‘stereotypen, ééndimensionale ontwikkelingen, vet sentiment, gebrek aan distantie en ironie, pamflettisme, moralisme’, verwezen zij de stukken van gerenommeerde schrijvers als Alonzo Lamont, Laurence Holder en Phillip Hayes Dean naar de prullenmand.
Nadine Lavern was onmiskenbaar een begenadigd regisseur die, samen met de best denkbare acteurs, Nederland liet kennismaken met scènes uit het leven van zwarte helden als Thelonious Monk en Bud Powell, Malcolm X en Ellijah Muhammed. Maar het Zwart politieke repertoire én het krachtige Amerikaanse slang botsten keihard op het recensentenframe van die tijd. Nederland was in de ban van wit improvisatietheater, dus wat deed dat Amerikaans repertoiretoneel in die experimentele NEStheaters? Hun houding veranderde pas toen Lavern in de regie van Jan Ritsema de solo Marv’ maakte over Marvin Gaye en, even later, in samenwerking met Sam Bogaerts Lumumba-bah! over de door de Belgen vermoorde eerste president van onafhankelijk Congo. Ze was inmiddels afgestudeerd bij DasArts en het zal geen toeval zijn dat de verandering in de receptie pas kwam met de voorstellingen die vertrokken vanuit Laverns persoonlijk perspectief, en de vraag naar de invloed van deze twee helden op haar eigen jeugd. Dat paste in de heersende trend. Toch betekenden deze voorstellingen ook vrijwel het einde van haar carrière. Het lukte Nadine niet om de inzichten en ervaringen die ze opdeed in DasArts en de samenwerking met twee meesters uit het Nederlands-Vlaamse theaterveld te combineren met haar voorliefde voor strak geregisseerde, well made plays. Haar pogingen zelf zo’n stuk te schrijven over Tupac Shakur bleven ergens halverwege steken en langzaam bleven ook de gigs, spel- en regie-opdrachten uit en restten haar slechts de bijstand en schoonmaakwerk.
De bekendste anekdote van Nadine is ongetwijfeld haar standaardantwoord op de vraag hoe ze in Europa belandde: ‘I came to buy me a BMW convertible’, die waren namelijk niet te koop in de VS. Dus nam ze (samen met haar vriendin) ontslag bij Greyhound en reisde af. De BMW werd nooit gekocht, want je bleek zo’n ding niet te kunnen invoeren in de VS. Wellicht was die BMW nooit meer dan een voorwendsel voor een ontsnapping uit het Brooklyn van haar jeugd en de verwezenlijking van haar echte droom: zoiets opzetten als haar hero Douglas Turner Wards had gedaan met zijn Negro Ensemble Company in New York. Het werd Steppin’ in Amsterdam. Waarmee ze, getuige de vele reacties op haar overlijden, wel degelijk een stempel drukte op de ontwikkeling van het Nederlandse theater.
Foto: Jean van Lingen, Nadine Lavern in Lumumba-bah! (2001) van Stichting NES Productiehuis