In De grote gele graafmachine krijgen we een kijkje in het binnenste van het werktuig in de titel. Vooral de rol die we daarin zelf mogen spelen maakt het tot een leuke middag.

Alles, maar dan ook werkelijk alles is geel in het scènebeeld van De grote gele graafmachine, de nieuwe samenwerking tussen Het Laagland en Sally Dansgezelschap Maastricht: de spelers zelf, de inwendige onderdelen van de graafmachine waarin we ons bevinden, en het licht. Zo zien de onderdelen het graag: als alles geel is, klopt hun wereld. Het is daarom op zijn zachtst gezegd even wennen als er een nieuw onderdeel wordt geleverd dat – hou je vast – róód blijkt te zijn.

Schrijver/regisseur Lennart Monaster zet het gekaderde leven van de gele machineonderdelen (aanstekelijk gespeeld door acteur Rutger Remkes en dansers Giorgio Lepelblad en Thirza Riphagen) lekker vet aan. Met een duidelijke taakverdeling en een enthousiaste arbeidsethos houden ze de graafmachine aan de praat, waarbij ook een duidelijke rol voor het publiek is weggelegd: als ‘kont’ra-gewicht moeten we op gezette tijden naar links, naar rechts, naar voren of naar achteren leunen, wat veel plezier in het publiek oplevert.

Dan gaat het echter mis. Geleidelijk aan is de graafmachine na jaren van trouwe dienst versleten geraakt, en krachtpatser Pompiedom (Remkes) trekt per ongeluk een handvat los – waarna het hele gevaarte stilvalt. Vervolgens moeten de onderdelen volgens de handleiding het ondenkbare doen: op de cancel-quit-abort-stopknop drukken, die eerder in de voorstelling nog speciaal is uitgelicht als absoluut verboden.

Zo krijgt het jonge publiek lekker cartooneske verwikkelingen voorgeschoteld, waarbij het vooral draait om de regels en het afwijken ervan. Als het nieuwe onderdeel uitkomst komt bieden (een heerlijke rol van Jennifer Muntslag), blijkt zij zelf helemaal niet van de regeltjes te zijn, en pleit ze eerder voor een anarchistische aanpak: waarom worden we geen dansmachine, of zelfs een vliegmachine?

Choreograaf Stefan Ernst creëerde daarbij prettige, maar weinig opzienbarende dansfrases, die op net wat te voor de hand liggende wijze de werkzaamheden van de onderdelen illustreren, en later de speelsheid van de bevrijding en de fantasie. Het gebrek aan verrassing is jammer, omdat ook het verhaal zich op voorspelbare wijze ontvouwt en steeds maar niet écht spannend wil worden.

De ontwikkeling van Pompiedom van gezagsgetrouwe werkkracht naar iemand die zich aan zijn fantasie durft over te geven, komt in de tekst van Monaster net te weinig uit de verf, ook omdat Muntslag te laat in de voorstelling arriveert om hun ideeënstrijd nog echt tot een interessant conflict te laten leiden. Onderweg verliest de voorstelling ook nog vaart vanwege een droomsequentie die de onderliggende wens naar vrijheid alvast in de verf moet zetten, maar te veel uit de lucht komt vallen.

Het sterkst is De grote gele graafmachine eigenlijk in het begin, als het publiek zelf onderdeel wordt van de voorstelling. Dat gebeurt in de tweede helft nogmaals als Muntslag met volle overgave het publiek induikt om vrienden te maken. Op de momenten dat we bij het drama betrokken raken is De grote gele graafmachine op zijn sterkst, en stijgt de voorstelling boven zijn eigen beperkingen uit.

Foto: Tycho Merijn