‘’t Leven op zee is geen vertelsel – Door ’n duimsplankie zijn ze van de eeuwigheid gescheijen’: actrice Manja Topper van Dood Paard is Knier, dus niet Kniertje, in ‘het spel van de zee’ ofwel Op hoop van zegen (1900), het grootse sociaal-realistische toneelstuk van Herman Heijermans. Ze spreekt de woorden gelaten en ijzig uit, verweesd bijna. Geen wonder: ze heeft haar man en twee zoons aan de zee verloren.

‘De mânne hebben ’t hard en de vroùwe hebbe ’t hard.’ Een heel drama schuilt in deze paar zinnen. Toppers gelaat is grijzig wit geschminkt; het haar zit verwilderd. Met de andere vier personages zit ze als een vis gevangen in een reusachtig visnet, dat groenig en blauw wordt verlicht, alsof ze zich in de diepe zee bevinden, alsof ze zelf de verdronkenen zijn. Wat meertouwen, een wrakke stoel en wat aanspoelsel vormen de entourage.

Dood Paard heeft een sterke traditie in het afstoffen en briljant hergebruiken van klassieken, waaronder Wie is er bang voor Virginia Woolf?, Othello of Doctor Faustus. Nu is de keuze gevallen op Heijermans’ klassieker over de kwalijke praktijken van reders die welbewust zwaar verzekerde vissersboten de zee op laten gaan die niet meer zijn dan wrakke schuiten, of – in de woorden van Kniertjes zoon Geert – ‘drijvende doodskisten’.

Het verhaal speelt zich af in 1900, een tijd die allang voorbij lijkt, maar het geëngageerde stuk heeft nog altijd een ongekende geldigheid. Nog altijd zullen er mensen zijn die profiteren van anderen: het stuk gaat in essentie om de zelfzucht van anderen en het vaak vergeefse, soms brute maar ook gelaten verzet van de zwakken. In de befaamde woorden van Knier, ‘de vis wordt duur betaald’ – maar het zijn helemaal niet Kniers woorden, vissersweduwe Truus zegt ze als eerste. Kuno Bakker speelt haar in een van de vele dubbelrollen, en dan neemt Topper de woorden over: hartverscheurend, niet alleen die ene zin, haar spel is het hele stuk door van indrukwekkende klasse. Van de vele Kniertjes die ik zag, vertolkt zij precies wat haar rol moet zijn: op beklemmende manier lijdzaam, maar eronder verraadt ze een intens, door de jaren gesleten verdriet.

De vijf spelers vervullen in dubbelrollen het gehele tableau, van vijftien personages, behalve Topper, die ís en blijft Knier. Aanvankelijk lijkt het of we ver verwijderd zijn van het origineel: de smartphone van Joachim Robbrecht legt enkele taferelen vast en de dialogen behelzen allesbehalve visserijzaken. Het zijn eerder wederzijdse irritaties die de boventoon voeren. Totdat langzaam maar zeker met kracht van een stormwind de contouren van het Heijermansiaane drama aan de oppervlakte komen.

De 61-ste verjaardag van Knier wordt gevierd met feestverlichting, de windkracht wakkert aan. Het eenvoudige vissershuis aan de Noordzee kraakt alsof het een schip zelf is, in dit geval de Op Hoop van Zegen, ofwel de 47. Die dag hebben beide zonen van Knier zich ingescheept, haar opstandige zoon Geert en vooral de voor de zee oh zo bange Barendje. Hij wil de zee niet op, wil geen zeemansgraf. Hij heeft zijn vader al verloren.

En het is Knier zelf die zijn handen losmaakte van de deurpost, waaraan hij zich vastklemde. Een mooier, schrijnender voorbeeld van dramatische ironie kent onze toneelliteratuur nauwelijks: je kunt er gif op innemen, De Hoop vergaat, een luik en het lijk van Barend, met de zilveren oorringen van zijn vader, spoelen aan. En er is nog veel meer rampspoed, ontij en dood.

Reder Bos zoals vertolkt door Bakker is razend knap in zijn gespeelde onschuld: de 47 was volkomen zeewaardig, niks wrak en gammel, en tegen Gods wil is de mens niet bestand. Robbrecht, Dinda Provily en Tomer Pawlicki treden in dubbelrollen op die in alle gevallen de uitersten van een personage zijn, ofwel: in de ene rol staan ze aan de kant van reder Bos, in een andere aan de zijde van Knier. Dat is door het collectief scherp gezien: Bos en Knier vormen de dramatische as van het stuk. De actualiteit van het drama blijkt uit minimale maar scherpzinnige terzijdes over klimaatverandering en de stijgende zeespiegel, meer is niet nodig: het spel is overtuigend en humoristisch, soms een tikkeltje langdradig larmoyant aangezet. Maar het werkt prachtig.

Foto: Sanne Peper