Tijdens het lezen van de programmatekst bij Deus nos acudi is het onvermijdelijk aan het begrip ‘habitus’ herinnerd te worden, zoals dat zo’n veertig jaar geleden gedefinieerd is door de Franse socioloog Pierre Bourdieu: het is het geheel van waarden en gedragingen die je onbewust opdoet in het milieu waar je geboren wordt en dat je voor de rest van je leven meedraagt. (meer…)
Tot twee keer toe begint de voorstelling Afrikan Party als het tegenovergesteld van wat de titel belooft: bij een sterk tegenlicht ontdekken we lichamen op de grond. Drie mannen liggen gevloerd, terwijl een vierde ze bij elkaar sleept en op elkaar stapelt. Dit roept zeker geen associaties op met partytime, tenzij we te maken met de ochtend ná het feest, als iedereen nog katerig en slap zich probeert te herinneren wat er zich allemaal de avond ervoor afgespeeld heeft.
Het vervolg van de voorstelling wijst in de richting van deze tweede mogelijkheid, want na deze nachtelijke introductie warmt de sfeer geleidelijk maar onafwendbaar op naar wat het hart van de voorstelling is: een bonte parade van zotte invallen die vaker leunt tegen pantomime en slapstick dan tegen dans – want ja, humor en dans is niet het meest vanzelfsprekende huwelijk denkbaar.
Ooit is clowning ontstaan als een populaire vorm binnen de hiphop-cultuur maar dan voor een jonger segment en deze groep dansers lijkt daar een nieuwe variant van ontwikkeld te hebben, die electric clowning gedoopt zou kunnen worden. Vooral de meest compacte van de vier fysiek uiteenlopende performers blinkt uit in een dansstijl waarbij hij erin slaagt alle onderdelen van zijn fysionomie, van knie tot onderlip, van rechterwenkbrauw tot linkerteen, een eigen leven te laten leiden, en hij krijgt alle kansen om dit kamerbreed te etaleren.
De energie die op het toneel heerst, grenst aan het pathologische: het wereldrecord beats-per-second wordt hier letterlijk met de voeten getreden. Het aantal variaties in opstellingen, situaties en posities is niet weer te geven binnen deze ruimte en veel hiervan wordt aan elkaar gelinkt door koddige dansjes. Sportwedstrijden, modeshows, spreekkoren, apenkooien, parodieën, battles en goocheltrucs, niets is te dol en de performers laten zich maar al te graag aanmoedigen tot nóg snellere combinaties, nóg hardere kreten, nóg uitzinniger danspassen, nóg virtuozer wisselingen en abrupte omslagen passeren de revue.
In de programmatekst van de begeleidende flyer van Afrovibes wordt duidelijk gemaakt welke situatie hier wordt neergezet en welk verhaal hierachter zit: het zou gaan om een feest van een kind dat in 2090 geboren wordt in de Verenigde Staten van Afrika, maar zo’n concreet narratief is in de voorstelling niet terug te vinden, daar gaat het vooral om een parade van allerlei uiteenlopende situaties en gebruiken.
In Ivoorkust, het land waar choreograaf Oulouy vandaan komt, zijn humoristes buitengewoon populair; dat zijn entertainers die een andere, soms fysiekere stijl van voordracht hebben dan wat wij in Nederland cabaretiers noemen, en de grote namen vullen stadions en kunnen aldus in populariteit concurreren met voetbalploegen. Ook al woont hun choreograaf al tijden in Barcelona, de dansers van deze voorstellingen zouden het op kunnen nemen tegen deze fenomenen, en de choreograaf heeft zich voor deze choreografie misschien wel laten inspireren door deze meesters van de humor: Abidjan, de voormalige hoofdstad en bruisende metropool van Ivoorkust is een bekend centrum van extraverte vertoningen, zowel op toneel als in de straten.
Een aantal van deze humoristes zijn bekend door hun buitenissige uitdossing en ook in deze voorstelling wordt daar gretig gebruik van gemaakt. De laatste verkleedpartij is op het hoogtepunt van het feest, als de dansers stuk voor stuk een bont allegaartje van kledingstukken aantrekken, inclusief bizarre hoofddeksels en accessoires.
Is deze theatrale mitrailleursalvo op het randje? Vaak wel. En soms zelfs eroverheen. Dat geeft de voorstelling bij tijd en wijle een licht ongemakkelijke bijsmaak, alsof de uitbundige energie en oververhitte gekte een andere, desperate laag moeten bedekken. Onder het plaveisel van het feestelijke marktplein ligt misschien wel een slagveld dat we het liefst willen vergeten door het te overschreeuwen.
Foto: Edgar de Melo