Een zestal Picassoesque maskers begroet de toeschouwers als ze bij de nieuwe voorstelling van de SALIX kameropera de zaal binnenlopen. Voor hun tweede professionele voorstelling bewerkte het jonge gezelschap Le Bal Masqué, een korte opera van Francis Poulenc. In een half uur wordt het publiek meegenomen langs lip-syncende, stoelendansende acrobaten, een feestelijke dan klagende gastvrouw en als klap op de vuurpijl een heus maskerspel.
Verrukkelijk melodrama, heerlijke tranenrijke uithalen: weduwe Popova rouwt om de dood van haar man, al jaren geleden. Zijn portret hangt in een kast als een soort altaar. Zij aanbidt hem nog altijd. Maar hoe oprecht zijn haar snikken en tranen? Gezelschap Salix Kameropera brengt The Bear (1967) van de Britse componist William Walton naar een scenario van Paul Dehn, schrijver van onder meer Goldfinger en The Orient Express. Het verhaal is gebaseerd op De beer: klucht in één bedrijf van Anton Tsjechov uit 1888. De première vond plaats tijdens het Grachtenfestival in het Likeminds Podium in Amsterdam-Noord.
Componist Walton noemt The Bear een ‘extravaganza’, een mooiere benaming dan klucht; extravaganza omvat zoveel theatrale stijlen, zoals pantomime, cabaret, circus, revue, vaudeville en spektakel. Salix-regisseur Rennik-Jan Neggers en zijn zangers hebben al die elementen met elkaar verweven in een aanstekelijke, vrolijke en tegelijk inhoudelijk interessante kameropera, muzikaal prachtig begeleid door pianist Ben Weishaupt (tevens muzikale leiding) en musici op viool, fagot, harp en percussie. Decorontwerper Anouk Boon van Zaparoya Design ontwierp de duurzame decors. Dat laatste is een unicum in de operawereld, die behoorlijk spilziek met decors omspringt.
In de kostumering, ook van de hand van Neggers, ligt de nadruk op zware donkere mantels, waarmee een winterse of in elk geval Russische sfeer wordt gecreëerd. Mezzo-sopraan Lucie van Ree vertolkt de rol van weduwe Popova meteen in de eerste scène al met exact de juiste mengeling van verstokte eenzaamheid die ze eigenlijk, als je diep in haar hart kijkt, meteen wil verbreken. Haar huisbediende op leeftijd Luka (bas-bariton Fabian Homburg) probeert haar er vergeefs van te overtuigen dat de tijd van verdriet voorbij is, ze moet haar gemoed openen voor nieuwe liefde. Dat zou dan Luka zelf moeten zijn. Maar de harkerige, onhandige en bijna kinderlijk-naïeve persoon die hij is, valt voor Popova geheel buiten haar smaak. Sterk detail is zijn voorliefde voor houten hobbelpaarden die hij aan een teugel meeneemt, een man eerder van huisdieren houdt dan van sterk geëmotioneerde vrouwen.
Wanneer de bruut Smirnov verschijnt, de ‘beer’ uit de titel, dan gaat Popova vol in de aanval. Smirnov, vertolkt door bariton Jorne van Bergeijk, is een oude bekende van haar man die een schuld komt opeisen. Zij weigert hem het geld te geven, waarop de eiser besluit in haar huis te wachten, want een dag later komt immers de deurwaarder de rente innen. Geld en liefde, daar gaat het in deze Tsjechov om, zoals in wel meer van zijn kluchten, waaronder Het aanzoek en De bruiloft. Smirnov is een voormalig artillerieofficier en dat laat hij merken ook, met zijn martiale voorkomen en vooral zijn belachelijke poging haar tot een duel uit te dagen. Een vrouw uitdagen voor een duel, dat is hoogst ongepast! Feministische gevoelens zijn sowieso niet besteed aan Smirnov; hij rept over de ‘irrationele logica van vrouwen die hij nooit zal begrijpen’ en over hun onberekenbare grilligheid. Ook doet hij haar rouw af als een ‘farce’, waarop Popova repliceert dat hij een ‘onbehouwen beer’ is die haar huis onmiddellijk moet verlaten.
Ondertussen is haar gretigheid om het duel met pistool (voor hem) en geweer (voor haar) aan te gaan alleen maar gegroeid. En zij kan niet eens met een wapen omgaan, dat legt Smirnov haar haarfijn uit. En juist op dat moment, als de kameropera zijn dramatische climax bereikt waarop Popova zo goed als tegelijkertijd zingt ‘ga weg’ en ‘kom terug’, valt zij in katzwijm voor hem. Ze werpt zich in haar armen, de fatale aantrekkingskracht heeft zijn werk verricht. Interessant in deze regie en in het spel van Van Ree is de keuze voor Popova’s rouw als teken van oprechtheid. Niks farce, maar het bewijs dat zij werkelijk een vrouw is die geeft om wijlen haar man, of, zoals regisseur Neggers in het programma schrijft, dat zij met haar rouw aantoont ‘dat ze een betere partner is’.
Salix Kameropera vervlecht in The Bear moeiteloos tal van stijlen, waarbij de burlesque rol van Popova – ja en nee tegelijk, wel of niet, afwijzen en omhelzen – beslist inhoudelijke reliëf krijgt. De overheersende stijl is die van de commedia dell’arte waarin ernst en tragiek gelijk op gaan. Alle drie personages, met Van Ree als ultiem karakter, vieren moeiteloos en met grote overtuiging alle amoureuze dubbelzinnigheden waar deze extravaganza over gaat. De data die met het stuk zijn verbonden, het origineel uit 1888 en de bewerking tot opera uit 1967, lijken lang geleden maar dat is slechts schijn: The Bear vertelt het tijdloze verhaal van wisselvalligheid en wispelturigheid in de liefde. Een mooi detail is daarbij de poppenkastscène die Popova opvoert en waarin ze zich tot beide mannen richt. Hiermee laat ze zien dat haar rol er óók een is van spel, van farce, hoe ernstig ook.
Foto: Veerle Bastiaanssen