Mike Ho, zo kenden de meeste mensen hem, volgde de toneelschool Maastricht, richtte toneelgroep Gado Tjo op en was als een van de eerste zwarte acteurs meermaals te zien op tv. De laatste jaren verlegde hij zijn carrière steeds meer naar regisseren, het maken van documentaires en het ondersteunen van jongeren uit de Cariben om hier voet aan grond te krijgen. Dat is in een notendop het makersbestaan van Mike Ho. Het zou hem te kort doen om het daarbij te laten. De betekenis van Mike zijn vakmanschap strekt verder dan dat. Veel verder.

Een zwarte acteur op tv in de rol van arts lijkt nu een misschien een vanzelfsprekendheid, in die tijd dat Mike dat deed was het een bijzondere verworvenheid. Afgedwongen door onontkoombaar spel en een grote mond.

Mike sprak zich uit. Over de ongelijkwaardigheid in de wereld van acteren. Hij pleitte waar hij kon voor diversiteit en inclusiviteit. Al heette het toen nog niet zo. Hij noemde dat zelf ooit zijn ‘revolutionaire periode’. Hij weigerde rollen als hij vermoedde dat het alleen maar om zijn huidskleur te doen was. Hij is milder geworden in de jaren daarna en legde het probleem neer bij casting directors en programmamakers. ‘Laat het castingbureau de strijd maar aanbinden met de programmamakers. Naarmate ze me beter leren kennen en weten wat voor werk ik lever, worden de rollen die ik krijg aangeboden kwalitatief steeds beter’, liet hij weten in de Groene Amsterdammer 20 jaar geleden. Ook bij het serieuze toneel vond hij het toen een bedroevende toestand als het ging om casten van acteurs van kleur: ‘Het irriteert mij mateloos dat makers volledig voorbijgaan aan onze multiculturele samenleving.’

Niet alleen riep hij het in de media, Mike deed er ook wat aan. En meer dan door maken alleen.

Mijn eigen theatercarrière begon met Al(lochtoon) gaat met Au(tochtoon), een cabaretvoorstelling van De Suri’s. Ik zag ‘m voor het eerst in het oude Nieuwe De la Mar en dacht gelijk: ‘Ik wil hierbij’. Tot mijn vreugde mocht dat. De meeste Suri’s waren jeugdhelden uit Paramaribo. Mike kende ik nog niet. Hij bleek een inspirerende, geestige man, en, wat mij betreft, een begenadigd acteur. Ook schreef hij prachtige liedteksten voor het gezelschap. Het was een feest om naar hem te kijken. En ik mocht met hem spelen!

Wanneer je aan iets nieuws begint en je kent de paden en de regels niet, ben je afhankelijk van de mensen om je heen. Die mensen die het klappen van de zweep kennen, het harde werk, het commitment. Als die mensen je ook nog eens de wereld gunnen omdat ze iets in je zien, mag je je gelukkig prijzen. Mensen die het geduld en de rust opbrengen om dat wat je te bieden hebt beter te maken. Zo een mens was Mike.

Dat hoorde ik ook tijdens de uitvaart terug. Een gezelschap dat hij regisseerde, sprak over Mike als iemand die je ondersteunt en draagt in je makerschap. Altijd met een goed humeur en positieve energie. Hij wilde dat de verhalen van multicultureel Nederland verteld werden en deed daar wat aan. Met zijn eigen producties én met het bijstaan van anderen. Mike Ho behoort tot een groep die het pad geëffend heeft voor makers van kleur. Door het beste van zichzelf te laten zien.

Hij noemde mij Zusje. Een koosnaampje waar ik in 30 jaar tijd niet vanaf gekomen ben. Dat geeft niet. Ik had graag nog veel langer te pas en te onpas keihard die naam willen horen roepen door deze grote broer. Zoveel geleerd, zoveel gelachen. Ik had nog graag veel meer mensen het samenwerken met hem gegund.

Hij zei altijd ‘no spang, het komt goed’. Hij is weg, zijn schouders blijven.

Waka bun, Mike, te wi e miti baka. Soso lobi.

foto Jean van Lingen. Mike Ho Sam Sooi (midden) in Schutting (1989) van De Nieuw Amsterdam. Met dank aan Theatercollectie/Allard Pierson (Stichting TiN)

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2023