Groter dan één schoenendoos, misschien twee, is het niet. De Zuid-Afrikaanse performer Jemma Kahn begint klein in The epicene butcher and other stories for consenting adults. Verhalen komen tot leven in een simpel houten kistje. ‘Kamishibai’ heet de eeuwenoude Japanse vertelvorm die Kahn hanteert: papieren drama. De kist staat op haar zijkant, is opgewerkt en […]
De voormalige Suikerfabriek ligt op afstand van de stad Groningen. De bakstenen toren staat er nog. Immense fabriekshallen, opgetrokken uit een onverwoestbaar ogende combinatie van staal en beton, lijken de ideale locatie voor een theatervoorstelling. Sinister en imposant is het, groots. Theatermakers die voor een rauwe locatie als deze kiezen, gaan een gevecht aan met dat gebouw.
Daar sta je dan, klein en tenger in die ongenaakbare ambiance. De Vlaamse actrice Charlotte Caeckaert durft het aan, maar helaas gebiedt de eerlijkheid te zeggen: haar tekst vol heftige wendingen en militante toonzetting is goeddeels onverstaanbaar. De galm in de suikerfabriek bracht haar stemgeluid, bovendien elektronisch verstrekt, daverend terug. Het Jonge Harten Festival in Groningen kiest deze locatie als plek voor een uitvoering die het verliest van de solide kracht van het gebouw. Muzikant Gerco Aerts treft tijdens de voorstelling gelukkig een sfeerrijke toon.
De voorstelling heet Demarrage, een term uit de wielersport die het loskomen van een renner of meerdere coureurs uit het peloton betekent. De actrice ontvangt de groep toeschouwers in een lege robuuste zaal, die bijna een troonzaal lijkt. Ze zit achter een reusachtige houten tafel, gekleed in een middeleeuws vechtkostuum. Een zwaard ligt voor haar op tafel. Ze vertelt ons over haar verlangen los te breken uit het beklemmende milieu van haar jeugd. Inderdaad, ze wil ‘demarreren’. De speelstijl van Caeckaert is ongemakkelijk: ze heeft een felle, wat verongelijkte dictie, kijkt de toeschouwers dreigend een voor een aan en verhindert hierdoor dat je eigen verbeeldingskracht wordt aangesproken.
Haar woordkeus is welbewust ontleend aan het militaire jargon en wemelt van verwijzingen naar strijd, bloed, geweld, offer en dood. Dan neemt ze ons mee naar de volgende ruimte, waar een acteur zich bij haar voegt, ook gekleed in middeleeuws grauw gevechtstenue. In die ruimte staan tientallen reusachtige schommelpaarden, opgetrokken uit glimmend staaldraad. Het publiek wordt uitgenodigd plaats te nemen op zo’n paard, dat nog geen sinecure is met die hoogte en dat scherpe, harde staal. Ondertussen blijkt Charlotte Caeckaert steed nadrukkelijker een historische rol te gaan vervullen, die van de laat-middeleeuwse Franse verzetsheldin Jeanne d’Arc. Haar persoonlijke levensverhaal vloeit over in het politieke Franse idioom. Jeanne d’Arc wilde een einde maken aan de terreur van de Honderdjarige Oorlog waarin Frankrijk verwikkeld was met Engeland.
Het idee is prachtig: de bezoekers zouden als een reusachtig schommelend leger ten strijde trekken onder aanvoering van Jeanne d’Arc. Zij roept ons vanaf haar frontpositie toe dat we machtige strijders zijn, onverschrokken vechters, bereid om ons leven te geven voor een goede zaak. Maar afgezien van een enkeling gaf het publiek nauwelijks enige reactie. Begrijpelijk, omdat de hevig aangezette taalexplosies van Caeckaert volledig onverstaanbaar waren. De gehele soldateske sfeer, het appèl op de bezoekers dat we vechtjasssen zijn, de ouderwetse taalwendingen als ‘bereid zijn’, ‘machtig zijn’ en dat wij allen ‘geboren strijders zijn’ wekken een overdadige indruk. Het is taalgebruik waarin lang niet iedereen zich zal herkennen. Het is jammer dat Demarrage verstilling en innigheid schuwt en elke scène in extreme kracht opbouwt.
Foto: Janna Bathoorn