Hoewel Penthesilea niet de eerste voorstelling van Eline Arbo bij ITA is, is het wel haar eerste creatie sinds bekend werd dat ze vanaf volgend seizoen artistiek directeur van het Amsterdamse stadsgezelschap zal worden. De verwachtingen waren dus hooggespannen, maar getuige de première gaat ITA een stralende toekomst tegemoet.

Sommige voorstellingen zijn niet los te zien van de productionele context waarin ze gemaakt zijn. Bij de première van Penthesilea, de nieuwe voorstelling van Eline Arbo bij ITA, was het niet alleen de voorstelling zelf die een gelukzalig gevoel opleverde, maar ook de contrastwerking met de normale output van het gezelschap.

Onder Ivo van Hove produceerde ITA de afgelopen jaren bijzonder mooie voorstellingen, maar één ding dat vrijwel altijd ontbrak, was onvoorspelbaarheid: bij Van Hove en veel van zijn gastregisseurs kreeg ik vrijwel altijd het gevoel van beheersing, vakmanschap, technisch meesterschap, maar zelden van gekte, uitbundigheid, vrijheid, roekeloosheid. ITA, meer dan andere Nederlandse stadstheaters, heeft de uitstraling van een gezelschap in een strak keurslijf.

Penthesilea, echter, is daar bijna de antithese van. Het stuk gaat niet alleen over de waanzin en de sensualiteit van strijd en passie, maar belichaamt die waarden ook. Iedere scène van de voorstelling wordt geanimeerd door een gevoel van levenslust en sensualiteit dat vanaf het begin onder je huid kruipt en mij als kijker vervulde van een zeer zeldzame gelukservaring, vergelijkbaar met die van verliefdheid zelf. Arbo’s Penthesilea ontpopt zich tot de meest vitale liefdestragedie sinds Baz Luhrmann’s Romeo + Julia. En dat dat juist in de context van ITA plaatsvindt, met een deel van de acteurs die ik zo lang alleen in dat ernstige keurslijf heb zien spelen, verdiept het gevoel van bevrijding dat de voorstelling sowieso al losmaakt.

Arbo baseerde haar voorstelling op de gelijknamige tekst van de vroeg-negentiende-eeuwse schrijver Heinrich von Kleist. Von Kleist nam het personage van Amazonekoningin Penthesilea, die in de verhalen rondom de Trojaanse Oorlog een piepkleine rol speelt en eigenlijk alleen als kannonnenvoer en postuum lustobject voor Achilles fungeert, en transformeerde haar tot een vrouw van vlees en bloed: een trotse krijger die zich simultaan in de strijd en de liefde verliest, en uiteindelijk zelfmoord pleegt nádat ze haar rivaal en minnaar Achilles in een woedende strijdroes aan stukken heeft gescheurd.

In de versie van Arbo komt de nadruk te liggen op mannelijkheid, vrouwelijkheid en wat daar zoal tussenin ligt. Dat begint al bij de casting van de hoofdrollen: de mannelijke energie van Ilke Paddenburg als Penthesilea komt prikkelend in aanvaring met de vrouwelijke energie van Jesse Mensahs Achilles. Doordat hun respectievelijke omgevingen (het matriarchaat van de Amazones, het patriarchaat van de Grieken) het andere geslacht totaal verwerpen is er geen ruimte voor hun liefde, die net als bij Von Kleist bloedig eindigt. Impliciet wordt Penthesilea zo een pleidooi voor een non-binaire blik op gender, en een omarming van de vrouwelijkheid én mannelijkheid in ieder mens.

Naast die inhoudelijke insteek richt de voorstelling zich vooral op het tastbaar maken van de drift die liefde heet, en die zo dicht bij (machts-)strijd kan liggen. In alles onderstreept de voorstelling de simultane neiging tot onderwerpen en onderworpen worden, tot destructie en zelfdestructie, tot de ander willen opeten en de ander met je tanden willen verscheuren, die verliefdheid kenmerkt. Als geen andere voorstelling in mijn herinnering weet Penthesilea die waanzin te vangen, en tot iedere vezel van de toeschouwer door te laten dringen.

In samenwerking met lichtontwerper Varja Klosse, decorontwerper Pascal Leboucq, kostuumontwerper Alva Brosten en componist en muzikaal leider Thijs van Vuure giet Arbo dit verhaal in de vorm van een duister popconcert. De acteurs zijn gekleed als leden van een emo-rockformatie, genderfluïde en met veel gebruik van zwart en wit, en licht en decor hebben de strakheid van een gelikt muziekoptreden. In uitgelichte kaders komen muziekinstrumenten uit het grid, waarna de spelers erachter plaatsnemen – even later stijgen ze weer op. Zo transformeert de scène steeds tussen concert- en theatersetting.

Vanaf minuut één speelt de muziek een onmisbare rol in de toon- en sfeerzetting van de voorstelling. Als het publiek binnenkomt, scharrelen de spelers al rond op de speelvloer, alvorens naar voren te lopen en in een lijn te gaan staan. Wie de bekende openingsvorm van dialoog op een horizontale lijn verwacht, wordt echter verrast: de spelers zingen gezamenlijk een melancholieke melodielijn die steeds in de voorstelling zal terugkeren, terwijl Marieke Heebink in poëtische bewoordingen vooruitblikt op de komende tragedie. Door de combinatie tussen muziek, poëzie, licht en spel meteen zo in te zetten beneemt Arbo je de adem en plaatst ze je meteen in het gewenste emotionele register.

Muziek, zoals gebruikelijk in het gedeelde kunstenaarschap van Arbo en Van Vuure, is gedurende de hele voorstelling een volwaardige partner voor de tekst. De componist liet zich dit keer inspireren door duistere pop uit de tachtiger jaren – naast songs die ik herkende van de soundtrack van de film Drive (ook al een verhaal waarin liefde en geweld hand in hand gaan) deed de toon me denken aan de synthpop van Depeche Mode of, recenter, The xx: een stijl die perfect de duister-romantische toon van het stuk treft.

Door de castleden zoals gebruikelijk zelf te laten musiceren wordt de grens tussen muziek en theater helemaal opgeheven. Dat vraagt veel van de acteurs, die hun aandacht moeten verdelen tussen hun instrumenten en hun tekstbehandeling en zo flink uit hun comfort zone worden getrokken: maar juist de kwetsbaarheid die dat oplevert boort nieuwe lagen in het spel van de ervaren acteurs aan. Eén van de hoogtepunten is de zangsolo van Steven van Watermeulen, die als de aanvoerder van het Griekse leger in een Ian Curtis-achtige drone zijn frustratie over de onberekenbare Achilles van zich af mag zingen: zo speels, en daarmee levend, heb ik hem nog nooit gezien.

De speelsheid die Arbo in haar spelregie en enscenering legt is sowieso een belangrijk deel van het slagen van de voorstelling. De spelers wisselen doorlopend af tussen ernst en een register dat soms tegen het cartooneske aanligt, en de humor en onvoorspelbaarheid die dat oplevert intensiveert alle emoties nog eens. Als een van de spelers te lang doordraaft in een gitaarsolo, trekt een ongeduldige Achilles gewoon de stekker eruit; en als hij even later iemand recht in zijn gezicht heeft uitgekafferd, repliceert hij op de tegenreactie met een doodgemoedereerd ‘doe es even rustig joh’. Het constante schakelen tussen emoties en registers maakt van Penthesilea niet alleen een heerlijk theaterfeestje, maar sluit precies aan bij de ongereguleerde passie van de hoofdpersonages, en die het hoofdthema van de voorstelling vormt.

Een geheim wapen in het belichamen van die passie is de betrokkenheid van intimiteitscoördinator Zarah Bracht. In Penthesilea staat steeds lichamelijkheid centraal, en dan met name de fysicaliteit van de strijd en van erotische intimiteit. In het kamp van de Amazones krioelen de strijders na een dag van geweld over elkaar, maar ook in het Griekse kamp heerst homo-erotische spanning, vooral tussen Achilles en zijn strijdmakker Odysseus. En dan laten we de liefdesscènes tussen Penthesilea en Achilles zelf nog buiten beschouwing. Wat dat betreft mag Penthesilea voor eens en voor altijd de discussie beslechten of intimiteitscoördinatoren seksloosheid opleveren: integendeel, het betrekken van de acteurs bij de intieme scènes en het creëren van veiligheid levert juist de meest geloofwaardige erotiek op.

Dat is natuurlijk ook te danken aan de spelers zelf. Het duurt lang voor Paddenburg als Penthesilea aan het woord komt; we maken eerst met haar kennis in de woorden van de andere spelers, die haar aanwezigheid op het slagveld beschrijven. De furie die daaruit naar voren komt ligt ook besloten in Paddenburgs speelstijl, die opwindend schakelt tussen oprechte en geveinsde woede, de ongenaakbaarheid van een legerleider en de kwetsbaarheid van een onervaren kind, emotionele uitbarstingen en ironische wegwuivingen. Haar Penthesilea laat zich, net als de voorstelling, op de golven van haar emoties meevoeren, en is onvoorspelbaar zonder aan gelaagdheid in te boeten.

Mensah is als Achilles al even volatiel, net zo in de war van de ontmoeting met zijn zielsverwant, net zo trots, net zo geneigd om de controle met geweld te herstellen. Het is schitterend om te zien hoe deze geweldenaars tot schuchtere pubers worden gereduceerd als ze elkaar voor het eerst buiten het slagveld ontmoeten; Paddenburg en Mensah weten precies de juiste combinatie van geilheid, bravoure en verlegenheid te treffen.

De voorstelling eindigt zoals ze begint: met de acteurs op een rij, zingend, terwijl Heebink als verteller het verhaal afsluit. Maar waar dat het einde is voor het tragische liefdespaar, is het een hoopvol nieuw begin voor het gezelschap dat de voorstelling heeft geproduceerd: Penthesilea bruist van het leven, en voelt als een bloederige hergeboorte voor het Amsterdamse gezelschap.

Foto: Fabian Calis