Het geluid van een tikkende klok dirigeert het tempo van flikkerende spots die een cirkel vormen op het speelvlak. Op de achtergrond hangt een wit doek vanaf het grid diagonaal naar beneden, wat doet denken aan een lineaire maatstaf op een x- en y-as van nog nader te bepalen componenten. (meer…)
Dans, zou je zeggen, is het overwinnen van zwaartekracht met hoge sprongen, zwevende passen. Maar de Chileens-Israëlische choreograaf en danser Olivia Court Mesa zoekt in het tweeluik Dyptich: The Historical Present het tegendeel van de hoogte. In het eerste deel strekt ze zich uit op de dansvloer; ze roffelt met haar handen en voeten een bezwerende ritmiek, ze duwt haar schouders tegen de grond, spreidt haar armen, maakt zich klein alsof ze slaapt. De solo bestaat uit twee delen, met als titels ‘Act I: Whenever I’m alone’ en ‘Act II: A traveling bag, a body and me’. De voorstelling staat in het kader van de De Dansweek van Theater Rotterdam.
Vorig jaar won zij in Rotterdam de Rotterdam International Duet Choreography Competition (RIDCC) en ook de Audience Award. Het winnende duet, I Carry, You Hold, danste ze samen met Yochai Ginton, die nu co-creator van Act I is. Court Mesa is een activistisch feminist die in haar dans de betekenis van het lichaam onderzoekt. Haar inspiratiebron ligt bij het essay A woman looking at men looking at women van de Noorse schrijfster Siri Hustvedt. Deze titel is als het motto voor Act I. Hoe kijken mannen naar vrouwen en wat zien en denken vrouwen als ze mannen naar vrouwen zien kijken? Court Mesa toont dat kijken, met andere woorden: zij dwingt ons naar haar lichaam te kijken en ons bewust te zijn van dat kijken.
De speelvloer in het eerste deel is een wit vierkant. Ze beweegt zich langs de randen ervan en diagonaal, als in een geometrisch patroon. Ze staat op en valt, rolt, slingert haar benen de lucht in, laat haar voeten trillen en maakt bewegingen op handen en voeten. De vloer, dat lijkt haar intiemste dansvriend. Hoewel er begeleidende pianomuziek is van Mendelssohn (uit Lieder Ohne Worte) en een soundscape van Carlos Gabriel Niño, is zij het zelf die ritmiek met haar lichaam aangeeft.
Het lichaam, zo betoogt haar dans, is ook een last die gedragen moet worden. Om dat uit te drukken zwikt ze welbewust met haar elastische enkels en staat ze op haar handen, door vervolgens soepel een vallende beweging op de grond te maken. Het is ongekend knap hoeveel liggende posities zij met haar choreografie kan innemen.
Voordat ze Act II inzet, rolt ze het witte zeil weg en danst ze verder op de zwarte vloer. Ze neemt een grote, camelkleurige reistas in de hand en hangt die als een zwaar gewicht om haar hals en torst het object in het rond. Een takkenbos fungeert als tegenspeler die ze verplaatst, waar ze omheen danst en rondzwiert. Dan opent ze de tas en haalt er allerhande kledingstukken uit, van ondergoed en verfijnde lingerie tot omslagdoeken. Die tas bevat vrouwelijkheid door de geschiedenis en de culturen heen.
Elk kledingstuk dat ze aantrekt en weer uitdoet, tot ze zo goed als bloot op het podium staat, symboliseert zowel het vrouwelijke als het mannelijke: de vrouw omdat zij zich dan eens sexy dan weer welbewust niet-sexy kleedt en de man die daarnaar kijkt. Het vrouwelijke lichaam schept verwachtingen, daarvan moet de man zich bewust zijn, dat is de kern van haar bevrijdende choreografie. Het draait om kijken en bekeken worden, en de uitdaging door de vrouw daarvan of juist de afwijzing.
Ontstellend knap is het dat ze zelfs een zwart kledingstuk als blinddoek gebruikt en zo, zonder te zien (lijkt het), in wijde cirkels rond de takkenbos rent. De tas met zijn inhoud is haar schatkamer. Het is prachtig hoe ze een korset, dat benauwende kledingstuk dat de vrouwelijke vormen moet accenturen, met lange linten in zwierend-draaiende bewegingen om haar bovenlichaam snoert en zich vervolgens ervan losmaakt. Of een felrood topje dat ze eerst om haar middel bindt en daarna om haar borsten. Zelf noemt ze dit dansspel met kledingstukken de ‘belichaming van historie, mythologie, verwachting, en de psychische mogelijkheden van vrouwen’.
Aan het slot spreidt ze alle kledingstukken liefdevol op de grond uit. Soms danst ze met een witte onderjurk alsof het een vlag is terwijl ze passages citeert uit Hustvedts essay waarin zij stelt dat elke vrouw de genen bezit van haar moeder, grootmoeder en overgrootmoeder, dat zijzelf de X-chromosomen in zich koestert maar ook weer doorgeeft aan haar dochters, dat de vrouwen op die manier met elkaar zijn verbonden. In deze tekst komt de ondertitel van haar solo tot zijn recht, in het heden is de geschiedenis aanwezig. Helemaal aan het slot danst ze in het duister met slechts een lichtgevende groen-blauwe ketting om. Diptych is een wondermooie solo die begint met een omhelzing van de dansvloer als het begin van alles en eindigt met het lichaam als wervelend middelpunt van vrouwelijke kleding.
Foto: Efrat Mazor