De nieuwe zomervoorstelling Wild van theatergezelschap Vis à Vis, speelt zich af tijdens een avond in een peperduur restaurant, waar een verveeld en stinkend rijk koppel, inclusief agressief schoothondje, in een limousine XXL arriveert, en de minder welgestelde dinergast dus snel moet ophoepelen. (meer…)
The Wild Stage biedt een ongegeneerd puur esthetische ervaring. Voor de gelegenheid werd een allegaartje aan performers, zangers en muzikanten opgetrommeld, elk met hun eigen krachten en teder met de fragiliteit van elkaars lichamen en identiteiten.
Frontman Casper Clausen (van de Deense band Efterklang) teamt samen met Timo Tembuyser voor de zang, terwijl de andere, niet muzikaal geschoolde performers meezingen in een eigengereide choreografie. Jon Birdsong op zink en trompet en Pieter Theuns op theorbe (Baroque Orchestration X) zorgen voor een aparte blend van barok, pop en rock: een totale soundscape van een onbestaand singer-songwriteralbum dat je helemaal als een ‘wilde dans’ in vervoering brengt.
Dramaturgisch zou er vertrokken zijn vanuit Bertolt Brechts en Kurt Weills lustvolle stad Mahagonny. Vandaar dat er ook een gigantisch hart in het midden van het toneel hangt, dat naar verluidt het hart is van Jim Mahoney uit Brechts opera. En ook de teksten (Ylona Super) hebben vage verwijzingen. Maar als je al die referenties niet meekrijgt, is het niet erg. De voorstelling is veel verder geëvolueerd dan die dramaturgische ideetjes. Het geheel is een totaalspektakel, gemaakt op de vloer. In de repetities hebben de bandleden samen leren bewegen, elk met zijn eigen grenzen. Het levert een mooie choreografie op van dragen en gedragen worden, met zorg voor elkaar.
The Wild Stage is vooral een immersief kunstwerk dat zinnenprikkelende soundscapes en songs verbindt met installatiekunst en zelfs fashion. De kostuums (Maarten Van Mulken) volgen het kleurpalet van groen, grijs en zwart in de scenografie en de belichting. Het vormt zo een geheel, terwijl elke performer ook zijn eigenheid behoudt. De soundscapes en de rookmachine creëren vanaf het begin een soort mysterieuze jungle van klanken die van overal lijken te komen. Maar ondanks die 360 graden blijft de vierde wand toch intact. Je mag als toeschouwer even in hun mooie wereld binnenkijken.
Het is eerder een autonoom kunstwerk, en juist daarom heel erg open voor mogelijke interpretaties. Niets geen politiek of satire als bij Brecht. Maar de getoonde gemeenschap weerspiegelt zeker een jongere generatie waarbinnen mannelijkheid in al zijn verschillende schakeringen in een nieuw-soortig queer bestaat, zonder enig conflict, crisis of mannelijke toxiciteit.
Mooi is wanneer de rook opheldert en de band voor het voetlicht komt. In een opstelling die doet denken aan de cover van een vinyl-hoes kijken de leden het publiek in. De vierde wand wordt helemaal opgeheven wanneer de mannen harten van beton uitreiken en de een na de ander op de grond valt. Het zijn allemaal mooie, onvergetelijke beelden (in regie van Aïda Gabriëls) die gewoon gebeuren en geen betekenis of duiding behoeven.
De pop-esthetiek levert zo mooie tableaus op alsof je naar een levensechte MTV-clip zit te kijken, zoals ze niet meer worden gemaakt.
Foto: Francis Vanhee