Is het zo dat je met een trans- of non-binaire sensibiliteit beter terecht kunt in het theater, waar elders al gauw de luiken dicht gaan? Kun je in het theater op een of andere manier de dominante blik opschorten? Een gesprek met Rita Bifulco, Lux Sauer en Selm Wenselaers over trans en theater.

In mijn directe omgeving van collega’s, vrienden en familie heb ik nogal wat mensen die trans zijn of zich non-binair identificeren. In gesprekken komt vaak hun frustratie naar voren over een sociale omgeving die hen constant ter verantwoording roept, terwijl de eigen normaal niet wordt bevraagd. Tegelijkertijd bloeit de trans-ervaring in het theater. Alsof de waardenstrijd, die soms uitloopt op een heus onfrisse culturele veldslag, daar kan worden uitgesteld of ingeruild voor een meer vruchtbare uitwisseling. Biedt de traagheid, de gelaagdheid en de intimiteit van het theater een tegenwicht aan het gepolariseerde debat?

Ik vroeg een aantal collega’s of mijn idee inderdaad aansloot bij hun ervaring. Is het zo dat je met een trans- of non-binaire sensibiliteit beter terecht kunt in het theater, waar elders al gauw de luiken dicht gaan en de uitwisseling verontwaardigd wordt teruggebracht tot een onmachtige discussie over aanwijsbordjes en voornaamwoorden? En waar zit hem dan dat in?

Rita Bifulco studeerde af aan de mime-opleiding, werkt met Marcelo Evelin, Lotte van den Berg en Dries Verhoeven en richtte met collega’s in een voormalige basisschool, nu broedplaats in Amsterdam-Nieuw West, de Mime-fabriek op. Afgelopen winter deed ze tijdens Winternights en Come Together haar solo Salice Piangente. De titel betekent treurwilg in het Italiaans, maar het work-in-progress is verre van mistroostig. Dwars door de sobere setting van het lege lokaal of een blackbox weet Bifulco een intense concentratie op te bouwen, waarin ieder detail telt. Schaars gekleed beweegt ze met kleine stappen op de plek, voelt de ruimte en de bezoekers, sluit zich niet af, maar laat zich ook niet verleiden tot enige vorm van dramatiek. Het incasseren van de gaze, de blikken geladen met verwachtingen en oordelen, woelt een stroom van minuscule bewegingen in haar los, waaruit langzaam een sierlijke verschijning tevoorschijn komt. Het is ronduit ontroerend zo sterk als de kwetsbare gelatenheid van Bifulco zich tot een kracht ontwikkelt en ruimte maakt voor alle aanwezigen om iets te voelen en ‘het zijne’ ervan te denken.

Zoals meer presentaties tijdens Winternights zet ook Bifulco kwetsbaarheid in als een kracht. De gaze wordt niet ontkend noch geprovoceerd. Op en neer stappend op hakken en spelend met een doorzichtige, vallende stof, verdwijnen en verschijnen Bifulco’s mannelijke en vrouwelijke trekken, zonder dat er een keuze hoeft te worden gemaakt. De blikken worden door haar gefilterd en krijgen de ruimte om naast of door elkaar te bestaan.

Rita Bifulco: ‘Sinds dat ik serieus de mogelijkheid van een transitie overweeg, besef ik dat de jaren die ik tot nu toe in het theater heb doorgebracht, in Italië maar met name in Nederland, misschien geen directe voorbereiding waren, maar dat ik wel al veel aspecten heb kunnen verkennen van wat mij nu overkomt terwijl ik mijn transitie inga. In de mime oefen je vaak een manier om dingen toe te laten in je lichaam. Nu open ik mijzelf voor iets dergelijks in mijn dagelijks leven. Dan voelt het soms alsof ik daar al eerder ben geweest, op het podium of in repetities. En als ik dan weer in mijn eigen werk sta, realiseer ik mij ook dat ik de ervaringen van mijn transitie mee het podium op moet nemen, dat mijn werk op dit moment verbonden moet zijn met mijn privé-ervaringen.’

‘Meestal deel ik mijn werk in een intieme context, kleinere locaties met mensen die ik ken of mensen die mij kennen. Dat doet me goed, en het is nog steeds belangrijk om te doen. Het is een klein steentje dat ik daar neerleg. Ik ben blij dat ik mijn werk langzaam kan ontwikkelen. Ik zou het graag beter willen kunnen verwoorden. Het heen en weer te stappen en mijn lichaam te tonen zoals het nu is en mezelf daar te plaatsen, geeft me al veel informatie en associaties, die ik dramaturgisch moet verwerken. Er valt veel uit te vinden, waar ik ook erg blij mee ben. Ik hou van die positie waarin dingen komen en ik niet zoveel hoef te produceren.’

Ik moet denken aan de ‘zero’ van de Nederlandse mime, waarover Marijn de Langen schreef in haar mimeboek. Kun je in het theater op de een of andere manier de dominante blik, de kracht van verwachtingen opschorten?

‘We kunnen ten minste proberen er een code van te maken zodat het lijkt alsof we die blik even opschorten. Misschien schorten we hem niet echt op. Ik weet ook nooit zeker of iedereen in het publiek op dezelfde plek is. Er is in ieder geval de mogelijkheid.’

Voel je je vrijer op het podium? Vrijheid is misschien een groot woord.

‘Er is zeker iets met vrijheid. Het voelt een beetje als een wedstrijd. Hoeveel vrijheid kun je jezelf veroorloven? Ik sta mezelf toe zo echt mogelijk te zijn, in die zin dat ik probeer mijn gedrag niet te laten filteren door een bepaalde standaard, maar door een code die ik in de repetities heb gevonden. Filteren als het kristalliseren van een bepaald idee van zijn. Dat in het nu gestalte geven, zodat ik in die versie heel erg aanwezig ben, mij zeer bewust ben van de ruimte waarin ik ben. Dat is vrijheid.’

Lux Sauer studeerde dans in Antwerpen en toegepaste theaterwetenschap en choreografie in Giessen. Lux en ik kennen elkaar van ons werk met choreograaf Iris van Peppen. Zijn meest recente eigen werk heet Becoming Tiger dat ik in februari in een onderzoeksetting bij Het Huis Utrecht zag.
Selm Wenselaers ken ik als collega in de wandelgangen van het theater, waar ze als dramaturg, programmeur en artistiek coördinator werkte bij Frascati, Productiehuis Rotterdam en SoAP. Selm studeerde geschiedenis, schreef destijds een boek over de Duitstalige minderheid in België, werkte als dramaturg met Suzanne Grotenhuis en schrijft nu opnieuw een boek, over haar trans-ervaring. Samen met Rita praten we op Zoom nog eens door over mijn veronderstelling dat theater een interessante plek is om een non-binaire kijk op de wereld te onderzoeken.

Selm Wenselaers: ‘In 2014 deed ik mee aan het Performing Gender-programma van de Nederlandse Dansdagen. Ik was gevraagd als dramaturg om mijn praktijk te delen en iets te vertellen over transgender zijn. Ik had een powerpoint gemaakt en was best zenuwachtig, omdat ik nog nooit met dansers en performers had gewerkt. Bleek er geen projectie mogelijk. Ik heb toen een uur voor de presentatie alles omgegooid en een optreden gedaan dat achteraf gezien behoorlijk goed uitpakte. Ik kwam de ruimte binnen met een rugzak vol spullen – ik zou immers een paar dagen blijven. Ik sprak niet, omdat ik weet dat ik door mijn stem als mannelijk wordt ervaren. Ik communiceerde via mijn iPad met zinnen als ‘definieer mij’. Dan wees ik mensen aan en begonnen zij dingen over mij te delen, over mijn uiterlijk bijvoorbeeld. Ik verspreidde de inhoud van mijn rugzak over de vloer en nodigde hen opnieuw uit om te kijken en mij nog meer te definiëren. Zo ging het een half uur door. Dansmaker Orrow Bell schreef er naderhand erover: ‘Kunnen we onszelf definiëren zonder niet ook impliciet onze aannames te definiëren?’ Dit is belangrijk omdat sommigen zich zo verloren voelen in de overgang tussen genders. Transmensen zijn niet per se onderweg van het een naar het andere. De genderfluïde ruimte is een huidige realiteit, een potentieel dat we overigens allemaal hebben. De vraag is of we dit kunnen realiseren en onszelf als voortdurend wordend kunnen omarmen, ofwel dat we constant onze identiteiten tot stand brengen door ze uit te voeren, zoals Judith Butler het verwoordt.’

‘Een ander voorbeeld: Dana International was heel belangrijk voor mij toen ik jong was. Ik knipte een interview met haar uit en plakte het in mijn transplakboek. De interviewer vroeg haar: waarom moeten transmensen altijd in de entertainmentsector zitten en ook zo seksueel zijn? Waarom altijd die extravagante uitstraling? Echt waar. En Dana antwoordde: Nou ja. Ik was helemaal geen slechte student. Ze stelden mij voor om piloot te worden of arts. Maar denk je dat iemand in Israël een transdokter zou raadplegen of dat het leger met een transpiloot zou vliegen? Dus werd ik artiest, mensen zijn daar meer accepterend. Dat vond ik best schokkend in 1998. Dus, misschien kunnen we wat meer praten over wat trans-zijn teweeg brengt in de wereld, in plaats van steeds aan transmensen te vragen wat ze zijn?’

Lux, had jouw keuze om danser te worden iets te maken met je trans-gevoel?

Lux Sauer: ‘Ik zou zeggen dat ik eerst kunstenaar werd en toen pas trans. Ik was al redelijk oud, begin twintig, toen ik besloot dans te gaan studeren. Op dat moment identificeerde ik me nog niet als trans, maar ik had tijdens die studie wel last van de genderrollen, welke passen ik moest leren en welke passen ik zeker niet zou leren. Zelfs als je complimenten kreeg – Oh, wat kun je hoog springen – was het uitgesloten dat je als meisje gevraagd werd hoge sprongen te doen, althans niet in de balletles. Je moest ook verschijnen in een bepaalde outfit. Dus ik had al een periode van genderverzet, gewoon omdat ik allerlei dingen wilde dansen.’

Wordt er dan bij een moderne techniek als bijvoorbeeld contactimprovisatie nog onderscheid gemaakt in mannelijke of vrouwelijke rollen?

Sauer: ‘In dans worden bepaalde lichaamstypes gehanteerd, dus het was: jij bent kleiner, jouw relatie tot de zwaartekracht is zus en zo, en dus kom je waarschijnlijk in de moderne dans terecht. Of: waarom probeer je geen hiphop? Maar hiphop maakte weer geen deel uit van de dansopleiding, want daarin is ook een bepaalde hiërarchie, tenminste destijds – ik hoop dat het nu anders is. Het gaat ook over kostuums. Ook bij moderne dans eindig je meestal in een jurk of in een rok of in…’

Een balletpakje?

Sauer: ‘Ja. Of zelfs naakt. En dan is het heel duidelijk, hoe je bij je geboorte bent toegewezen. Nog steeds als mensen op zoek zijn naar dansers, is het: we zoeken mannelijke dansers of we zoeken vrouwelijke dansers. Tja.’

‘Ik heb eerst mijn kunstopleidingen gedaan en later pas, buiten de academische instellingen, mijn trans-transitie gehad. Het is veelzeggend dat ik nu vooral bezig met het ongedaan maken van veel dingen die ik toen heb geleerd, aan de dansacademie, maar ook aan de universiteit. Daar gaat het over theorie, wie je leest en welke soort cursussen je volgt, hoe dat is opgebouwd. Ik was toen nog bezig met: oh, er is zoiets als feminisme, oh, zo kun je kijken naar de ongelijkheid tussen man en vrouw. Ik leerde erover, nu kijk ik erop terug en bepaal meer mijn eigen positie. En dan voel je plotseling dat je vanuit een transperspectief kijkt. Tijdens mijn studies voerde ik nog constant gender op, ook al wilde ik dat niet. Nu voel ik me, als trans zijnde, eindelijk vrij genoeg om niet op te treden. Of ik onderneem misschien een zoektocht naar het opvoeren van genderloosheid, of een ander aspect van gender, zodat ik niet constant in het toegewezen vrouwelijke geslacht wordt teruggeplaatst.’

Zelf was ik niet erg gelukkig op de universiteit. Het theater en de vrije radio gaven me de ruimte om op mijn eigen manier dingen te onderzoeken. Het gaat op veel plekken om de juiste voorstelling, de juiste representatie, ook bij feministische docenten of in progressieve kringen. Dan is het belangrijk jezelf toe te staan om iets anders te doen.

Sauer: ‘Ook de theaterruimte kan ingewikkeld zijn. De stukken van transmakers die ik heb gezien, waarin ze hun transverhaal vertellen, zijn vaak heel zorgvuldig en eigen. Maar mijn tijger-project is een manier om weg te stappen van de transverhalen die nu overal in theater en film worden gepresenteerd, waar het ofwel om een happy end gaat of over trauma en geweld. Het zijn particuliere verhalen. Misschien geeft het theater ruimte aan deze verhalen, omdat ze aansluiten bij de conventie, getuigen van het lijden, dat het gezien wordt. Misschien dat er nu ruimte komt voor ander, meer gelaagd werk, omdat we deze trajecten van zeer pijnlijke of gewelddadige verhalen hebben doorlopen.’

Sauer daagt in Becoming Tiger zijn publiek uit te oordelen over de mate waarin hij met zijn verschijning een overtuigende tijger wordt. Daarvoor wordt het publiek uitgenodigd op een lijn tussen twee punten te gaan staan, die de schaal aangeeft tussen ‘100 procent human’ en ‘100 procent tiger’. Het publiek duikt met genoegen in de opdracht maar komt allengs in de knoop, want op grond waarvan wordt Sauer eigenlijk meer of minder tijger, dan wel meer of minder mens? Het levert een uiterst hilarische exercitie op die ingebed is in een tentoonstelling over transervaringen, maar er wordt ook door middel van gezamenlijke oefeningen veel aandacht besteed aan de ervaring van het eigen lichaam van de toeschouwer.’

Het lijkt logisch dat de artistieke ruimte je in staat stelt je eigen regels te bepalen. Dat je kunt spelen met de blik in plaats van er alleen maar onderwerp van te zijn, om iets terug te geven. Zoals Sam Elagoz ook doet in zijn films. Je hebt nu een paar keer opgetreden met Becoming Tiger, voldeed het aan je verwachtingen om met deze machtsverhoudingen te spelen?

Sauer: ‘Naast de test met de ‘tiger-binary’ en de bewegingsoefening waarbij mensen zelf ook in beweging komen, voegde ik twee polaroidcamera’s toe en vroeg het publiek om, wanneer ze dachten dat ik voor 100 procent een tijger of 100 procent een mens was, een foto te nemen als bewijs. Dat leverde echt interessante momenten op. Iemand pakte de camera toen ik op handen en voeten was. Op het moment dat ik opstond, raakte de persoon in de war, legde de camera terug en vermeed het maken van een foto. Dat zijn momenten waarin ik kan beginnen te spelen met de macht van de blik en echt in deze absurditeit van het traditionele kader van de waarneming kan duiken. Het is iets dat iemand in het moment beslist, iets dat ik kan verstoren. Verpest ik het moment of laat ik in dit moment iets nieuws ontstaan? Het is voor het werk heel belangrijk om een gevoel van samenzijn te creëren, zodat mensen vanuit hun eigen ervaring door de ruimte gaan en later ook echt met elkaar kunnen praten over hoe zij het van binnenuit hebben ervaren. Het gaat om hun ervaring, niet zozeer om mij als de kunstenaar of hen als het publiek. Er is iets intens gebeurd in de ruimte voor ieder van ons.’

Zou je dat ‘commoning’ kunnen noemen?

Sauer: ‘Terugkijkend zou je kunnen zeggen dat mijn kunstprojecten ook over ‘commoning’ gaan: het gemeenschappelijk maken van een ruimte en samen een basis hebben, met elk individu, en dat iedereen kan zijn zoals die wil.’

Net als bij Rita gaat jouw werk heel erg over het ruimte scheppen voor en ensceneren van de gevoelens en gedachten van de toeschouwers. Dat staat ver af van veel dans, waar het lichaam van de performer een vooraf bepaalde waarde, een bepaalde esthetiek moet produceren. Dat is veel minder open. De tijger leverde een prachtige belichaming op van iets dat echt ironisch was, een onmogelijk maar echt worden. Op een bepaalde manier produceert het publiek eigenlijk de tijger. Maar in dat proces verschijn jij ook echt, als danser, theatermaker, denker en trans. Het is natuurlijk  heel filosofisch. De meeste dingen bestaan en verschijnen in een vorm van spectrum, zijn bewegelijk. Hebben we niet allemaal publiek nodig om ons zijn te testen? En word je als transpersoon dan ineens gedwongen om in hokjes te functioneren, terwijl eigenlijk niemand daaraan voldoet?

Sauer: ‘Ik denk dat dat een zeer interessante en complexe vraag is. Wat me nu te binnen schiet is het woord ‘verbondenheid’. Dus er is een worden en er is verbondenheid. Je wilt met je werk een ruimte scheppen waarin je op de een of andere manier tegelijkertijd kunt worden en verbonden kunt zijn. Nou ja, ik weet het niet, tegelijkertijd? Er is in ieder geval behoefte aan een manier van in contact komen met de buitenwereld, de hetero-normatieve wereld, om iets vorm te geven dat laat zien: hé, we horen erbij, of: er is een gemeenschappelijke basis, er is geen scheiding, we hebben allemaal een menselijk lichaam met een bepaalde fysiek.’

Helpt het theater je op de een of andere manier bij deze definitie of positionering? Is het theater de aangewezen plek om machtsverhoudingen en de logica van dominante representatie, de verplichtingen en blindheid te onderzoeken en uit te spelen?

Wenselaers: ‘Ik zie bepaalde verschuivingen. Ik zag het voor het eerst in de literatuur met Torrey Peters, die Detransition, Baby schreef. Ik vond het een fantastisch boek. En misschien kun je dat ook relateren aan het werk van Lux en Rita. Peters zei in een interview dat ze niet voor een cis-publiek geschreven had, dat ze voor haar peers schreef. En toch werd het een bestseller, ook in Nederland. Het is een dik boek, het gaat over transmensen in New York, die een kind willen, een driehoeksverhouding hebben, et cetera. Peters legt niet te veel uit. Het is: dit is wat we doen en zo doen we het. Het uitleggen, rechtvaardigen of verontschuldigen ontbreekt. Voor mij was dat een enorme verschuiving in mijn denken en ook in mijn schrijven, omdat dat is wat je wordt, wat je leert: uitleggen, mensen meenemen. En wat ik nu zie, ook in het theater, is dat je jouw verhaal vertelt, dat het niet zozeer publieksgericht is. Natuurlijk doe je het voor het publiek. Je doet het altijd voor het publiek, maar het is niet alsof je zegt: sta me toe te bestaan. Toen ik met Dries Verhoeven samenwerkte, draaide het allemaal nog om toestemming. Sta me toe om te zijn. Laat me bestaan. Kan ik bestaan? Kan ik ruimte innemen? Dat deed Dries ook heel goed. Nu lijkt er een volgend niveau van werken te zijn. Je neemt de ruimte in en vertelt je eigen verhaal, zoiets. Herkennen jullie dit?’

Bifulco: ‘Ja, in die zin dat het theater een ruimte is waarin je als transpersoon een artiest kunt zijn, laten we zeggen, een baan die je kunt hebben die ook verbonden is met het trans-zijn. En nu nog meer, omdat je het kunt doen zonder per se over trans-zijn te praten.’

Is dat iets dat je zelf kunt beslissen? Voel je dat je die macht hebt? Dat is misschien mijn voorstel, dat het theater je dat gemakkelijker toestaat omdat het van zich gaat over het ensceneren van macht en perspectief.

Bifulco: ‘Oppervlakkig gezien oefen ik om op hoge hakken te lopen, deel ik dat proces met andere mensen. Maar ondertussen probeer ik een persoonlijke ruimte te scheppen, niet zozeer individueel, eerder vrij privé, waarin ik iets doormaak dat voor het publiek misschien niet zo duidelijk is. Door dat desalniettemin te delen, probeer ik een bepaald beeld in hun gedachten te installeren, dat zoiets zegt als: dit gebeurt ook. Niet iedereen is gewend aan dit soort beelden, maar ik wil graag dat ze deel uitmaken van de verbeelding.’

Wenselaers: ‘Toen ik bij Dries Verhoeven speelde, in 2016, ervoer ik die uitnodiging – een oefening om te articuleren, na te gaan wat bij mij ligt en wat ik beter bij anderen moet laten, omdat het nu eenmaal niet mijn probleem is dat zij zo vastgeroest zitten. Rita speelt op dit moment bij Dries in de Narcosexuals. Ik denk dat in zijn werk staan ook voor haar belangrijk is. Je wordt er met een bepaalde kwetsbaarheid geconfronteerd, zowel bij jezelf als bij anderen. Het theater is op die manier echt een oefenruimte.’

Foto: Anna van Kooij, Becoming Tiger van Lux Sauer

Dossiers

Theaterkrant Magazine juni 2023