Bij operavoorstellingen kan het voorkomen dat er een concurrentieslag woedt om de aandacht van het publiek als het orkest in de orkestbak een interessanter schouwspel biedt dan de planken daarboven; deze dichotomie is in Leine en Roebana’s Sonus Motus doelbewust opgelost: in deze voorstelling vallen musici en dansers samen. (meer…)
Choreograaf Katja Heitmann, bouwt aan een bijzonder archief, al 1500 mensen doneerden hun bewegingen. Uit die verzameling bewegingen creëerde ze een nieuwe voorstelling, waarin het publiek zich ditmaal verplaatst in het lichaam van mensen uit het archief. Welk contact hebben we met ons lichaam en dat van de ander? Lichamelijk bewustzijn, empathie en ontroering wisselen elkaar af; Reliquiem is een gelaagde reis naar wat het lichaam ons in diepste zin vertelt.
Jarenlang verzamelde Heitmann de bewegingen van haar ‘publiek’. In één op één ontmoetingen noteerden dansers aan de hand van interviews de bewegingen van deelnemers om ze vervolgens te transformeren naar hun eigen lichaam in een performance. Om een gelaagd archief op te bouwen nestelde ze zich diep in de samenleving, zo werden bijvoorbeeld ook groepen ouderen opgezocht. In een volgende fase binnen het project Motus Mori ontwikkelde ze Reliquiem, een vrij eenvoudige performance waarin het publiek via de koptelefoon fysiek als het ware door het archief wordt geleid.
Na een kleine, hyper-persoonlijke introductie van Heitmann zelf worden we, een dertigtal deelnemers, naar een ruimte geleid waarin een cirkel witte stoelen staat opgesteld. De ruimte, gecreëerd op de gang van de bovenverdieping van Utrecht Centraal, wordt afgeschermd met ziekenhuisschermen en heeft daarmee een wat klinische uitstraling. Op onze stoel ligt een koptelefoon. Als we hem opzetten, leidt een mannenstem ons de performance in. Nadat we ons via de instructies hebben geconcentreerd op de positie van ons eigen lichaam, leidt de stem ons naar het lichaam van anderen; een reeks mensen uit het archief die met voornaam worden genoemd.
Aan de hand van nauwkeurige beschrijvingen concentreren we ons op onze voeten en kopiëren we verschillende loopjes terwijl we en groupe in een cirkel door de ruimte bewegen. Daarna volgen ook andere delen van het lichaam. De wat zwaar beladen muziekcompositie van Sander van der Schaaf – een tokkelende gitaar zo nu en dan gemengd met het geluid van een kloppend hart – zet emoties kracht bij als de stem ons leidt naar, of zeg maar liever ‘door’ de verschillende lichamen, waaronder ook ouderen, kinderen en mensen met een beperking. We leren ze kennen via ons lichaam, een bijzondere ervaring die eigenlijk heel direct de weg naar het empathisch vermogen opent, en daarmee is deze voorstelling meteen ook een mooi sociaal ‘document’.
Teksten zinspelen zo nu en dan op de grotere betekenis van het begrip bewegen en halverwege de performance krijgen ook de stemmen van mensen uit het archief een rol in de fysieke audiotour. Concentratie op de ademhaling benadrukt de existentiële beleving van de performance. Wie ben ik en wie is die ander? Waartoe en hoe bewegen wij en hoe leeft het lichaam voort in de herinnering? Dat zijn de grote vragen die Reliquiem uiteindelijk stelt. Met consequente eenvoud en het commitment van een ware onderzoeker analyseert Heitmann het lichaam. Dat lichaam, dat ons alles biedt maar in dit digitale tijdperk totaal wordt ontkend.
Heitmann heeft een missie! Ontegenzeggelijk. In Motus Mori geeft ze het lichaam terug aan een maatschappij, die de waarde ervan uit het oog dreigt te verliezen. Urgenter kan kunst niet zijn. Maar behalve urgent is Reliquiem ook zeer ontroerend. Immers, het lichaam is vergankelijk en confronteert ons met eindigheid.
Foto: Hanneke Wetzer
Helaas werkte het concept van deze ‘voorstelling’ bij mijn niet. Ik vond het in het begin nog wel te doen en een niet onprettige ervaring. Door de licht bombastische bijna kitsch-achtige muziek en de gemaakt interessante niet to the point instructiestem haakte ik na 5 minuten af, wilde ik niet meer luisteren. Ik ging de bewegingen van de andere bezoekers nadoen. Maar ik moest mijn ogen dicht houden. Het was alsof ik aan een touwtje mocht bewegen. Begrijp me goed: het idee van een bewegingsarchief is prima, maar mag dat met de ogen open? Dan zou je het met recht een voorstelling kunnen noemen.
Zonder typfout (?) en met opbouwende kritiek. Ik vond het 5 minuten niet onprettig. Door de (op mij) pretentieus overkomende muziek en de (mij) irriterende stem deed ik de koptelefoon af. Ik ging de bewegingen van de andere bezoekers nadoen. Lastig met ogen dicht. Het was alsof ik aan een touwtje mocht bewegen. Een bewegingsarchief: prima, maar wel met de ogen open. Suggestie: interactie tussen de instructeurs(s) en de groep. In groepjes werken, bijv. een kijkgroep en een bewegingsgroep. Afwisselen, in gesprek gaan, mensen elkaar laten vertellen. Dan is het nog geen echte voorstelling maar wel bijzonder, jullie archief waardig. Succes!