Meerdere flessen met wijde buik zijn verdeeld over de vloer van een half duistere kamer. Sommige hangen in metalen structuren, de een zwevend boven de andere. De spotjes licht die op ze gericht zijn maken interessante schaduwen op de muren, waar zo nu en dan die van de onderzoekende en langs struinende toeschouwers bijkomen. (meer…)
Een harde, doffe klap galmt door De Martinikerk in Groningen. Gevolgd door een tweede en een derde. Steeds sneller volgen ze elkaar op, totdat ze samenballen tot een oorverdovend kabaal. Het is het angstaanjagende begin van ECHO, de Theater Na de Dam-voorstelling van de jonge regisseur Kaz Schonebeek. Die beklemmende sfeer zal de voorstelling de hele duur in zijn greep houden.
Het bij aanvang nog lege schip van de kerk, met het publiek in twee lange rijen aan weerszijden, wordt gaandeweg in bezit genomen door zes jongeren van De Noorderlingen en vier uit Oekraïne gevluchte mimespelers. In abstracte bewegingsscènes verbeelden zij de betekenis van onvrijheid, vervolging en opsluiting. En het verzet daartegen.
Daarbij hebben ze zich laten inspireren door het levensverhaal van vredesactivist Carl van Ossietzky, de Duitse Nobelprijswinnaar die al in een vroeg stadium waarschuwde tegen de opkomst van Adolf Hitler. Al in de twintiger jaren van de vorige eeuw schreef hij woedende artikelen over de Duitse herbewapening. De dag na de brand in het Rijksdaggebouw in Berlijn (op 27 februari 1933) werd hij opgepakt en even later overgebracht naar Kamp Esterwegen, een van de allereerste concentratiekampen die de nazi’s bouwden. Esterwegen ligt 25 kilometer van de grens met Groningen.
De inzet van ECHO is niet het hervertellen van Ossietzky’s levensverhaal maar de betekenis ervan onderzoeken voor het heden. De boodschap lijkt niet bepaald optimistisch. Schonebeek heeft vanwege de galm in de kerk terecht gekozen voor een regie waarin niet de tekst maar de beweging centraal staat. In al die scènes resoneert weinig hoop. In een van de eerste groepsdansen zijn de spelers aaneengeklit, wanhopig reikend naar iets dat buiten hun bereik lijkt te liggen, om vervolgens ineen te zijgen en traag af te druipen. Later wordt er vooral veel gestampt en gerend, zijn de bewegingen hoekig en klinkt er af en toe een afgrijselijke kreet. Op momenten van rust staren we in de bevroren gezichten van de spelers, gevangen in een schreeuw of een verwrongen grimas.
De schoonheid en de troost worden ons aangereikt door het achtkoppige koor dat eerst als in een processie langs de speelvloer loopt en later positie kiest voor het majestueuze Schnitger-orgel. Hun engelachtige gezang bij opkomst is een fraaie tegenkleur voor de van geweld, woede en angst doortrokken speelscènes. Later zal het orgel hun prachtige gezang inkleuren met subtiele tonen.
Voor de twee enige, letterlijke, lichtpuntjes moeten we wachten tot het eind. Een lichtgevende diabolo wordt de vloer van de dan half verduisterde kerk opgerold, waarna een speler hem hoog naar het gewelf zwiept. Even later speelt een andere speler in de verduisterde kerk met een lichtgevende bol.
Een machtig slotakkoord op het orgel zet een punt achter de voorstelling die indruk maakt door zijn compromisloze karakter. ECHO kent een weinig optimistische boodschap en dat is niet meer dan terecht in tijden waarop er op ons continent nog steeds een wrede oorlog woedt. Opdat we niet vergeten hoeveel leed die verschrikking veroorzaakt.
Foto: Isabel van der Vlugt