In Harrie let op de kleintjes geeft Jon van Eerd alle mogelijke motieven uit het blijspelgenre moeiteloos een plaats***
Wie denkt Jon van Eerd te gaan zien als Knecht van twee meesters door Goldoni komt bedrogen uit. Meteen is duidelijk dat het stuk aan het eind van de Middeleeuwen speelt en niet in de achttiende eeuw. Later wordt duidelijk dat John van Eerd/Harrie Vermeulen ook niet zozeer te maken heeft met twee meesters, maar wel zijn handen vol heeft met de door hem zelf op touw gezette persoonswisselingen.
Het deel voor de pauze is wat plichtmatig. De karakters worden voorgesteld, de intrige wordt in de steigers gezet en de verwarring wordt gezaaid. Acht spelers gebruiken tien poorten en klapdeuren, die toegang geven tot het interieur van Herberg De Olijke Kruik. Het maakt het verhaal met de minuut ingewikkelder, maar niemand die het deert. Hoe herbergier Harrie Vermeulen zich daaruit redt, dat is het uitgangspunt waarop de plot van de komedie is gebaseerd.
Maar dit keer staat hij daarin niet alleen. Er is Jacob, de knecht van van de herbergier. Het duo Harrie en Jacob heeft echter niet de zeggingskracht en de lach aan de kont die een enkele Jon van Eerd kan hebben. Even wordt het echt middeleeuws leuk wanneer de hongerige herbergier en zijn knecht het eten moeten verzorgen voor hun gasten, maar er liever zelf aan te buiten gaan. Er zijn wel individuele verzuchtingen en strubbelingen door Jon van Eerd on his own, vaak direct naar het publiek toe, maar het zijn er te weinig. Ze worden ondergesneeuwd door het ensemblespel.
De overige spelers doen wat ze moeten doen (‘Harrie! Wat heeft dit te betekenen?’) waarbij vooral de voortdurend volgehouden verontwaardiging door Guus Voogt in zijn rol van gedwarsboomde minnaar vermeldenswaard is.
Pas na de pauze zijn er een paar knallers, waaronder de absurde wendingen die nodig zijn om uit de hoog opgetaste misverstanden te raken. Harrie neemt dan het voortouw om op zijn manier uit de wirwar te raken. Soms lukt dat voor een moment. Vaak ook niet. Leuk en hilarisch is zijn verhaal dat nergens op slaat: over Paus Paulus de XXVI of XXVIII die bij de Brabants sprekende Hannibal tijdens zijn tocht over de Alpen komt eten en dat het bestaan van Sinte Huuhuuh, beschermheilige van de kroonluchters moet legitimeren. Eventjes leuk is ook het uitbarsten in een carnavalslied met polonaise als werkelijk niemand van de spelers meer snapt hoe alles in elkaar steekt.
Een dimensie extra zijn de liedjes die Jon van Eerd tussen de bedrijven zingt. Op het eerste gehoor eenvoudige wijsjes, maar duidelijk is dat er werk van gemaakt is door Marco Braam. Hoogtepunt is het slotlied waarbij alle spelers met hun vaak schitterende kleding, die geïnspireerd lijkt op het Bourgondische hof, een reidans maken. Muziek, kleding en dans dragen bij aan het avondje feel good zonder alleen te moeten lachen, gieren en brullen.
Foto: Roy Beusker