‘The Enormous Room’ van Stopgap Dance Company weet een overtuigende eenheid te creëren waarin ieder eigen accenten aanbrengt ***
Het programma waarmee Carlos Acosta zijn Cubaanse dansgroep voor het eerst op de Nederlandse planken presenteert, maakt zijn titel meer dan waar. Er is sprake van een bonte afwisseling van dansstijlen, vooral in de werken van de twee choreografen uit eigen gelederen. Zowel in de choreografie van degene die de avond opent (Raúl Reinoso) als degene die de avond sluit (Alexis Fernández) zijn elementen verwerkt uit Europees ballet, Caraïbische dansvormen, Flamenco, hiphop, ballroom.
In het geval van Satori, het openingsstuk, zien we een razendsnelle opeenvolging van zeer uiteenlopende elementen. De choreografie gebruikt niet alleen de verschillende dansstijlen, ook licht, kostuum en decor worden opvallend ingezet voor deze zoektocht naar ‘zijn eigen innerlijk en essentie’, zoals Reinoso het zelf in het luxueus vormgegeven programmaboek formuleert.
Een tiental dansers treedt op in alle mogelijke combinaties, van korte soli tot en met collectieve tableaux in een razend tempo. Gelukkig staat daar centraal de prachtige danseres die al haar bewegingen weet te laden met een bovennatuurlijke energie, als de meest passende belichaming van de godin Yemaja, de populaire godin uit het Cubaanse Santería-pantheon. Haar omarmende bewegingsidioom vult het hele toneel en geeft richting aan de tableaux die de dansers vormen.
Deze choreografie zit vol mooie vondsten, misschien té vol voor het kwartier dat de dans duurt, waardoor de overgangen tussen de verschillende elementen niet altijd even organisch zijn en je als publiek niet de tijd gegund wordt om bij bepaald elementen stil te staan.
De tweede choreografie, Faun van Larbi Cherkaoui (oorspronkelijk voor Sadler’s Wells gemaakt), bloeit in de adembenemende uitvoering van dit gezelschap totaal op. Het begint op Debussy’s meesterlijke partituur met een menselijk wezen dat zich beweegt in een leeg bos. Het wezen leeft zich intens uit, het beweegt zich voort, ontdekt zijn mogelijkheden, soepele salto’s worden afgewisseld met sluip- en kruipbewegingen, en alles in een rustig tempo dat zonder te stoppen dóór lijkt te gaan, gedreven door de energie van het leven zelf.
De speelse intensiteit, de fantasievolle combinaties sluiten naadloos aan bij Debussy’s evocatieve muziek, al wordt het ons niet toegestaan te gaan wonen in nostalgie: Debussy wordt onderbroken door een ander idioom (van de Engelse componist Nitin Sawhney) die de opkomst begeleidt van een nieuw wezen. Ook dit wezen dwaalt rond in het bos en van meet af aan is duidelijk dat hier een onontkoombare ontmoeting plaats moet gaan vinden. De lyrische solo van het eerste wezen wordt tot een lyrisch duet. Terwijl in het lege bos de seizoenen verstrijken, ontdekt het tweetal hoeveel meer er mogelijk is als je samen optrekt.
Na de pauze toont Pontus Lidbergs Paysage, Soudain, La Nuit ons een dozijn in lichte kleuren op zijn zomers geklede jonge mensen, die op muziek van Leo Brouwer en Stefan Levin hun samenzijn lijken te vieren. De lichtheid van kostuums en muziek vormen een aantrekkelijk geheel. Als in het middendeel van deze choreografie een solo gedanst wordt terwijl de rest van het gezelschap zich te rusten heeft begeven, blijft de afwezigheid van conflict de boventoon voeren. De nacht als het gedeelde domein waar jeugdige dromen en verlangens interacties aangaan.
Voor het slotdeel, De Punta a Cabo van Alexis Fernández, wordt over de hele breedte van het Nieuwe Luxor Theater de esplanade aan de kust van Havana geprojecteerd, met zicht op zee en de stad in de verte. In de projectie zijn bij tijd en wijle de dansers te zien die bijeen komen; zij dubbelen de dansers die daarvóór live optreden, hetgeen soms tot interessante tableaux leidt maar soms ook afleidt waardoor de focus van de choreografie vervaagt.
Die choreografie nu is vleesgeworden eclecticisme. Een staalkaart van dansstijlen en -vormen trekt langs, van Europees ballet tot salsa in een bonte afwisseling die de avond op een feestelijke wijze afsluit. Het is misschien als het visitekaartje van het gezelschap te beschouwen, hun exportartikel Made in Cuba.
Natuurlijk kun je klassieke effacé en port de bras integreren in vogue dance, en na een pirouette kun je natuurlijk door met een good old camel walk. Maar daar zit een gevaar in: de dansvormen en interacties zijn misschien te letterlijk op het toneel terechtgekomen waardoor ze niet verder komen dan anekdotische illustraties (met een welwillende blik) van het dagelijks leven in de straten van Havana en de combinatie van stijlen geen meerwaarde oplevert. Maar het ongecompliceerd naast elkaar zetten ervan kan natuurlijk ook als een bevrijding werken. Dat was vooral wat het publiek oppikte, getuige het enthousiaste onthaal waarop elk onderdeel van het afwisselende programma ontvangen werd.
Foto: Sjoerd Derine