Toneel- en theaterdirecteur Menso Carpentier Alting is op 23 september 2022 op zijn geliefde buitenplek in Frankrijk overleden. Menso was nourri dans le sérail. Zijn moeder was actrice Willy Haak, zijn vader Hans Carpentier Alting, directeur van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Menso vertelde trots hoe de bekende acteur Hans Kaart hem als klein jongetje had beloofd dat hij in de voorstelling De knecht van twee meesters drie keer zijn naam zou noemen. Dat gebeurde toen de acteur, na het horen van een teleurstellend bericht, brulde: ‘mens, oh, mens, oh, mens, oh!’.
Menso genoot zijn middelbare opleiding op de Vrije School. Hij was zeventien toen zijn vader overleed. Zijn voogd, Henk van Gelder, financieel directeur van de KLM, drong erop aan dat hij het diploma boekhouding haalde. Dat deed Menso. Na diensttijd liep hij stage bij de bank Pierson, Heldring en Pierson. Een babbeltje van zijn moeder met de directeur van de Rotterdamse Schouwburg na afloop van een voorstelling bezorgde Menso een baantje als directie-assistent. Later klom hij op tot administrateur en nog later werd hij zakelijk leider van het Nieuw Rotterdams Toneel. Vandaar dat nog jaren later op Menso’s werkkamer de gekartonneerde affiche van Nico Wijnberg prijkte, van de legendarische Rotterdamse voorstelling Cyrano de Bergerac met Guus Hermus in de titelrol.
In het seizoen 1962/63 werd Menso zakelijk leider van Toneelgroep Centrum. Hij bleef er tot en met Centrums voorlaatste seizoen 1985/86. Toen hij bij Centrum kwam werken had zich daar net de switch voltrokken van een elk-wat-wils-ensemble naar een gezelschap dat de stukken van Harold Pinter bijna in serie uitbracht. Dramaturg Hans Roduin stuwde het gezelschap, met steun van de regisseurs Walter Kous en Peter Oosthoek, in de richting van het moderne Angelsaksische theater. Het was een mooie periode waarin vele Amsterdammers naar de Haarlemse schouwburg kwamen om de voorstellingen van Centrum te beleven. In deze periode werd ik zelf als dramaturg door het gezelschap geëngageerd. Ik zag dat de zakelijk leider ook een stem had in artistieke zaken. Hoe kon hij anders enthousiasme wekken bij de schouwburgdirecteuren voor moeilijke stukken?
Toen duidelijk werd dat het Engelse repertoire het Nederlandse publiek niet meer zoveel te bieden had, koos Centrum voor repertoire van eigen bodem. Gerben Hellinga’s toneelstuk dat gebaseerd was op de roman Kees de jongen werd een mega-succes. Menso en ik maakten de première ervan helaas niet mee. Wij moesten in de Utrechtse Stadsschouwburg een geflopt stuk van ons met behulp van de schrijver overeind zien te houden, wat niet lukte. Na die voorstelling scheurden we in Menso’s VW’tje naar de schouwburg in Haarlem, net op tijd om het door emoties overmande publiek de zaal te zien uitkomen na het daverende applaus.
Na het succes van Kees de jongen kondigde Hellinga aan dat hij een stuk voor ons schreef dat hoge bomen op het toneel vereiste. Er zou op twee à drie meter hoogte gespeeld moeten worden. Voor zo’n constructie waren per speelplek twee bouwdagen nodig, maar dan moesten we het ook minstens drie dagen spelen, ook in de provincie. Menso zag de noodzaak ervan in en verdedigde deze opzet met verve bij de schouwburgdirecteuren. Toen hij de tournee rond had, kondigde Hellinga aan dat hij er niet uitkwam. Toch goed dat we het geprobeerd hadden, vond Menso.
Kees de jongen was voor Centrum het startsein voor concentratie op het Nederlands repertoire. Wat we van Engeland overhielden was vooral de ontdekking van het lunchtheater. Dat paste wonderwel in ons streven om Nederlands repertoire te genereren. Korte stukken van nieuwe toneelschrijvers. Wij, maar vooral ook Menso, haakten aan bij de jongens die de Toneelschuur oprichtten en onze technici hielpen bij de installatie van de zaal. Later kwam daar het eigen theater Bellevue bij, waar Menso vooral in het begin de stuwende kracht was. Uiteindelijk fuseerde Toneelgroep Centrum met Publiekstheater tot Toneelgroep Amsterdam.
In Centrums voorlaatste seizoen koos Menso eieren voor zijn geld toen hij directeur van de Stadsschouwburg Utrecht kon worden. Daar heeft hij voortvarend een mega-verbouwing doorgezet waardoor de grote zaal van die schouwburg door een hydraulische installatie kon worden omgetoverd in een intiem vlakke vloer-theater. In die tijd is Menso zijn oude locatie niet vergeten want met grote volharding heeft hij ervoor gezorgd dat er financiering kwam voor het innovatieve lunchtheater van Bellevue dat nog steeds bestaat en telkens voor verrassingen zorgt.
Foto: Menso Carpentier Alting in 1968 door Kors van Bennekom, met dank aan Nederlands Fotomuseum