In Wie de fuck is Alice volgen we een jonge vrouw die zich diep in de schulden heeft gestoken, en in één nacht een bedrag van tienduizenden euro’s bij elkaar probeert te bedelen bij vrienden en familie. De kluchtige stijl van De Theatertroep levert hilarische scènes op, maar zit ook het dramatische potentieel in de weg. (meer…)
Het meest fascinerende aan de surrealistische trip die Alice is, is misschien nog wel het eind. Nadat Alice in de laatste scène ‘ten feet tall’ is gegroeid, als te horen in White Rabbit van Jefferson Airplane, nemen de dansers met een klaterend applaus afscheid. Het zijn er acht: drie mannen, vijf vrouwen. Werkelijk? Waren het er niet minstens twintig?
Dat is wat MOMIX’ regisseur Moses Pendleton (de Mo uit de naam van het Amerikaanse gezelschap dat 40 jaar geleden door hem is opgericht) de tachtig voorafgaande minuten heeft bewerkstelligd. Je bent alle gevoel voor verhoudingen kwijtgeraakt. Heel losjes gebaseerd op Lewis Carrolls wereldberoemde Alice in Wonderland heeft Pendleton een krankzinnige, hallucinante wereld geschapen waarin niets is wat het lijkt.
In elk van de 22 scènes wordt een nieuwe afslag genomen in het konijnenhol waar Alice in ronddwaalt. En telkens wacht een volgende verrassing. Amper bekomen van het visuele bombardement van de ene daal je af naar een nieuwe magische ervaring. Bizarre wezens die voor je ogen transformeren, hypnotiserende projecties, gigantische insecten, zwevende rozen. Waar Grace Slick nog zong ‘one pill makes you longer/and one pill makes you small’ heb je voor deze Alice geen pilletjes nodig. De psychedelische ervaring voltrekt zich op het podium, je hoeft je er alleen maar aan over te geven.
Het is ondoenlijk om van dit magische universum op deze plek een coherent beeld te schetsen. Daar is Pendleton ook niet op uit. Hij wil het publiek onderdompelen en elk gevoel voor logica en proporties laten vergeten. In dat streven moet zelfs Carrolls boek eraan geloven. Hoewel de beeltenis van de schrijver voorafgaande aan de eerste scène nog wel groot op het doek geprojecteerd wordt en we in de eerste scène een van de danseressen die Alice verbeelden een boek zien lezen met haar naam op de cover, is het verhaal volledig opgeofferd ter meerdere eer en glorie van de illusie. Alice is één grote, permanente metamorfose waarin voor dialoog geen plek is. Alice haar verwondering moet de onze worden.
Niet alle scènes zijn even sterk, sommige zijn zelfs ronduit clichématig en hanteren voor de hand liggende attributen om een bepaalde sfeer te schetsen. Maar daar staat veel tegenover, heel veel. Dat kan grimmig-komisch zijn, zoals het dansje van Tweedledee en Tweedledum (overgelopen uit Carrolls Through the Looking-Glass) waarbij de dansers maskers met babygezichten dragen, twee lachend, twee met een duistere blik. Maar vaker zijn de scènes een wonder van inventiviteit, zoals die waarin met grote ballen een rups gevormd wordt die later weer in delen uiteenvalt. Of de spiegelscène waarin door een uitgekiende belichting de dansers transformeren in amorfe wezens die lijken te zweven.
Bepaald coherent is het allemaal niet. En misschien ook wel een beetje veel allemaal. Maar om nog één maal White Rabbit aan te halen: ‘remember what the dormouse said/feed your head/feed your head’. Niet voor niets de laatste woorden die in de voorstelling klinken. Want dat is precies wat deze Alice doet. Het hoofd voeden. Met beelden die nog lang nazinderen.
Foto: Max Pucciariello