De afgelopen decennia maakte het aantal festivals in Nederland een forse groei door. In die informele arena’s versmolten de wereld van de makers met die van – vaak nieuw – publiek. Daarmee zorgden de podiumkunstfestivals voor een zachte revolutie.
Het is verleidelijk een beschouwing over de grote betekenis van de festivals voor de ontwikkeling van de podiumkunsten in Nederland te beginnen met een lijst van wonderlijke locaties waar voorstellingen en optredens zich hebben afgespeeld: in ondergelopen parkeergarages, op een tweepersoonsbed in een stadsvijver, tussen de paspoppen in winkelpanden, bij zonsopgang op duintoppen, in een verduisterd kermistreintje, op de bodem van een zwembad, in huiskamers van een arbeiderswijk. Met als meest recente en een van de origineelste: in de buik van een vuilniswagen. Noem een plek en een performer heeft er publiek naartoe gezogen. Noem een locatie en er heeft zich een theatrale ontmoeting afgespeeld.
Nog verleidelijker is het om de avonturen op te sommen die het publiek er kon beleven. Een chemseksparty in een vakantiehuisje met fruitschaal en kruidenrek, een rituele wassing in een openbare bibliotheek, een brainwave in een oerbos, een roeptoeterconcert in een jarenzestigbunker, een audiotour langs daklozenbankjes, een dispuut tussen afvalproducten. Rugzakken zijn afgegeven, modderlaarzen aangetrokken, koptelefoons opgezet en gespreksthema’s op tafel gegooid. En dat allemaal omdat festivals het idee van een theaterpodium oprekken, het onbekende vrolijk verpakken, de omgeving omarmen, het onverwachte durven toe te laten en de afstand tussen maker en toeschouwer verkleinen. Wat vaak begon als citymarketing of als verzameling reguliere producties bij elkaar gehouden door een strik, ontwikkelde zich tot vooruitstrevende visies op talentontwikkeling, vernieuwing, cross-overs en experimenteerdrift.
Waar Aktie Tomaat in 1969 aan de basis stond van de ontwikkeling van het vlakkevloertoneel, door hervormingen te eisen van het toenmalige lijstheater en meer ruimte te vragen voor experiment, pionierden festivals verder met nieuwe makers, nieuwe mengvormen en nieuwe publieksformats. De opvatting over wat een podium kan zijn is structureel verbreed, de afstand tussen maker en toeschouwer verder verkleind. Die invloed reikt ver en kan worden gezien als de nieuwe Aktie Tomaat. Laten we het voor de lol Aktie Markies noemen, naar de grootste ontwerper en leverancier van festivaltenten. Vooral ook om het als samenhangende beweging te zien.
De aantrekkingskracht van de strik
Een groot aantal festivals is niet begonnen als de excentrieke theatrale speeltuin waarnaar ze evolueerden, maar als een geconcentreerde bundeling van reguliere optredens. Neem het Gergiev Festival in Rotterdam. De naam van topdirigent (en Poetinvriend) Valeri Gergiev klinkt nu beladen maar het vermaarde en succesvolle Gergiev Festival is ontstaan doordat de chef-dirigent voorstelde alle concerten die hij verspreid door het jaar op Nederlandse concertpodia speelde, in twee weken te clusteren en dit een festival te noemen. Kwam hem ook goed uit, met zijn overvolle reisschema. Randprogrammering erbij, sterke marketing erop en zie, het Gergiev Festival trok in 25 edities aanzienlijk meer publiek dan de losse concerten voordien.
Hetzelfde gebeurde met Julidans in Amsterdam. Dat startte als bundeling van internationale westerse theaterdans om toeristen, expats en vakgenoten aan het begin van de zomer een compact programma aan te bieden en de vakantiesluiting van de Stadsschouwburg Amsterdam twee weken uit te stellen. Met elan wist Julidans hiermee het gat op te vullen dat de leeggezogen gastprogrammering in het toenmalige Muziektheater in de hoofdstad achterliet. Inmiddels kent Julidans ook al jaren een NEXT-programma voor een nieuwe generatie choreografen met eigenzinnige signatuur. De organisatie vraagt aan hotshots uit het hoofdprogramma door wie ze de laatste jaren zijn verrast. Vaak dansers uit eigen gezelschappen met choreografische ambities. Die zetten dan hun eerste schreden in de Melkweg, naast het hoofdpodium aan het Leidseplein.
In Heerlen en Aken bleek schrit_tmacher jaarlijks bijna 20 duizend toeschouwers warm te krijgen voor een vijf weken durende programmering van internationale dans uit alle windstreken, een bundeling die de reguliere dansprogrammering van de deelnemende theaters vér oversteeg. En dat nog steeds doet.
Samenvoegen en zorgen dat er een buzz ontstaat, zo blijkt een festival vaak te beginnen. Artistiek onderscheidend wordt het vervolgens omdat het zogenoemde kwetsbare aanbod mee kan liften op de aantrekkelijke verpakking: onbekende makers, risicovolle initiatieven, jong talent. Festivals bedenken er formats voor, toegespitst op originele locaties en regionale karakteristieken. Met een wandeling naar een bos of een tochtje in een bus wordt publiek als bijna vanzelf ontvankelijk voor de complexere verhalen die meer inspanning vragen. En zitten de toeschouwers toch in die bus, maak van de rit dan meteen ook theater. Heeft iemand bij thuiskomst altijd wat te vertellen, al is het maar hoe een speler kek uitgedost in de berm stond te performen.
Van citymarketing tot wonderboom
Een festival is bovendien niet zelden begonnen als instrument voor citymarketing. Gemeenten grijpen cultuur graag aan als middel om hun stad op de kaart te zetten. Een handige manier om lokale eigenaardigheden te cultiveren en de aantrekkingskracht van aanwezige architectuur of natuur te vergroten. Nostalgie en vernieuwing gaan daarbij graag een bondje aan. Soms blijft het daarbij. Culturele confetti op een plein.
Maar de echt spannende festivals zijn de citymarketing ver voorbij, ze scheppen ruimte voor creativiteit met een avontuurlijke mix van locaties, genres, publiek en makers.
Podiumkunstenfestivals werden daarmee wel degelijk vernieuwend. Ze zijn niet alleen goed voor het imago van steden en voorzien in de (populaire) ontmoeting met het onbekende, ze zijn sterk verbonden met de regio en kunnen ook dieperliggende vraagstukken agenderen, zoals de behoefte aan cohesie, de strijd voor gelijkwaardigheid, de angst voor polarisatie en het onderkennen van ongelijkheid. Het festival als sociale lijm.
Daarnaast nemen bezoekers op een festival gemakkelijk een andere rol aan dan die van toeschouwer of consument. Soms zijn ze vrijwilliger, soms participant. Zo stond een grijzende vrouw in een uitbundige stippenjurk tijdens de 25ste editie van de Nederlandse Dansdagen op een straathoek tegen een vriendin enthousiast te vertellen hoe leuk ze het vond publiek met vier professionele dansers door Maastricht te gidsen tijdens de stadswandeling Blind Spot.
En als Terschelling, Den Bosch, Heerlen, Maastricht en Groningen hun plek op de culturele landkaart kunnen zetten, waarom Zeeland, Alkmaar, Vlieland, Tilburg en Heerenveen dan niet? De directeur en programmeur van het Oranjewoud Festival nabij Heereveen vergelijkt zijn artistieke geesteskind graag met een boom: weelderige vertakkingen in de lucht die het tot een zichtbaar fraai festival maken, maar ook een netwerk van ondergrondse wortels die het stevige voeten geeft en jonge blaadjes voedt. Lees: de wortels als traditie, de jonge blaadjes als vernieuwing en de kruin als vertrouwde successen. Zie hier de natuurlijk vorm van een festival.
Trampoline voor talent en toeschouwers
En de makers, die willen wel. Ze ontdekken dat festivals iets teweegbrengen waardoor alle sluizen van creativiteit lijken open te staan. Wunderbaum, Dries Verhoeven, Boukje Schweigman, Alexandra Broeder, Jetse Batelaan, De Warme Winkel, De Nieuwkomers, Via Berlin, Saman Amini, Circus Treurdier, Jan Martens, Laura van Dolron, Piet Van Dycke en al die anderen: waar zouden ze zijn als ze niet op een festival waren begonnen en vaste bespelers werden van Theaterfestival Boulevard, Noorderzon, Oerol, Festival Circolo, Festival Cement, Julidans, schrit_tmacher, Cultura Nova, De Parade, SPRING, Over het IJ of één van die vele andere kraamkamers van nieuwe hybride vormen?
De audiotour is niet meer weg te denken uit festivalland, tijdslots voor intieme één-op-één-voorstellingen passen alleen in blokkenschema’s van een festival. Tafeltheater waarbij zinnenprikkelende performances en een voedzame maaltijd gemakkelijk op één bord passen, gedijt het best op locatie. Stemmen nestelen zich via koptelefoons direct in je hoofd, acteurs fluisteren van ver achter een duinpan, bosrand of zandverstuiving via zendmicrofoontjes toch in je oor, je voert een vertrouwd gesprek met een onbekende terwijl het Vlaamse Laika de tafelschikking onder hoogspanning zet.
De ceremonies, spektakels en installaties, de één-op-één-producties, wandelroutes, dinervoorstellingen en stilte-optredens; nieuwe hybride makers met nieuw publiek als getuige; dat is de zachte revolutie die zich heeft voltrokken in Nederland festivalland. De schotten tussen circus, dans, film, podcast, muziek, installatie, documentaire, variété, cabaret en theater kunnen bij het grofvuil.
Ook de tegenbeweging van het dwarse, piepjonge talent wordt organisch geïncorporeerd door de extrapolatie naar fringe festivals. Deze bonte bundeling van nieuwe oogst barst vaak van energie en gekkigheid en blijft in populariteit groeien. De fringe-paraplu vormt de beschermende context waarin jonge makers tegendraads kunnen durven zijn.
En de toeschouwers? Die hebben er wel zin in. Ze drinken een glas, laten hun reserves varen en stappen nieuwsgierig een tent of container binnen. Een minder gelukte voorstelling, ach dan ligt er om de hoek nog een kans te wachten. En had je niet net in de rij een tip opgevangen over die ene hit die je zeker niet mag missen? Zijn er daarvoor nog kaartjes te krijgen?
‘Sjitterend wah’, klonk het uit monden van toeschouwers toen een witgekalkte man met zwarte engelenvleugels woest van zijn strijdwagen sprong, richting een publiek dat nog nooit van het Duitse Theater Titanick had gehoord, maar wel tijdens de opening van Cultura Nova de mafkezen met propellers en pilotencaps over de keien van het Pancratiusplein in Heerlen hoorde ratelen. Het levendige festivalland heeft gelukkig ook het internationale aanbod goed gedaan, waar het op theaterpodia elders vaak is gedecimeerd. Hoe hadden we anders nog met betraande ogen het wielercafé van Studio Orka tijdens Chasse Patate in de modderlaag weg kunnen zien zakken? Of Miet Warlop en haar gitaarmannen uit de Tanghe-familie een uur lang wervelend hun gitaren en drumstellen zien geselen, tot we allemaal knock-out achterbleven? Of Berlin tijdens Theaterfestival Boulevard zijn onnavolgbaar ontregelende werk kunnen zien doen, in Perron 3 in Rosmalen?
De inflatie van het werkmodel
Toch is het niet puur en alleen een succesverhaal. Alles en iedereen noemt zich inmiddels een festival. In drie decennia is het aanbod vervijfvoudigd. In 2009 vonden gemiddeld twee festivals per dag plaats. De foodfestivals, broodfestivals en bierfestivals zijn niet te stuiten. Met als gevolg: inflatie van het werkmodel. De podiumkunstenfestivals worden op dezelfde hoop gegooid als evenementen, inclusief schaduwzijden en bijbehorende regelgeving. Steeds vaker moet het om elf uur ’s avonds stil zijn.
Vijf jaar geleden nam de weerstand tegen de festivalisering in Nederland toe, vooral jegens de (geluids)overlast van popfestivals en de verschuiving van nacht- naar dagcultuur. Politie kon het werk niet meer aan, het Rode Kruis had een schrijnend tekort aan vrijwilligers. Gemeenten trokken vergunningen in; de groei bereikte haar limiet. De geroemde festivalisering van Nederland transformeerde van geuzennaam naar scheldwoord: McFestivals. En toen moest de coronacrisis nog komen. Een aantal festivals scheerde langs het randje van de afgrond.
Inmiddels doemen nieuw problemen op met regelgeving: complexe berekeningen voor de piek in stikstofuitstoot en de veeleisende voorwaarden met betrekking tot nabijgelegen natuurgebieden. Hoewel festivals vaak innovatief zijn wat betreft duurzaamheid, missen de beelden van the day after hun vernietigende werking niet: één foto van het slagveld aan achtergelaten rotzooi en wegwerptenten en je kunt opnieuw beginnen aan je duurzame imago.
De flirt met de gevestigde orde
En ook de podiumkunstenfestivals hebben steken laten vallen. De gevestigde orde – lees: de grote gezelschappen – hebben lange tijd meewarig gekeken naar al die vreemde fratsen in buitengebieden. Zomerfestivals waren leuk voor fanatiekelingen om het Vierde Kwartaal te overbruggen: het seizoen tussen de vakantiesluiting van schouwburgen en gezelschappen en het startsein van de grootschalige uitmarkten. Maar geen serieus podium om in première te gaan. Dat is inmiddels achterhaald. Internationaal Theater Amsterdam bouwde deze zomer met The Damned zijn eigen openluchtfeestje in het Amsterdamse Bos. En de grotere gezelschappen trokken naar de festivals, op zoek naar de schaarse, fel begeerde creatieve ruimte die daar wel wordt vrijgespeeld.
De precaire basis van de festivals en de halfslachtige institutionalisering in de afgelopen jaren zorgden ervoor dat de festivalprogrammering steeds meer opschuift richting het goed georganiseerde aanbod van BIS-gezelschappen, ten koste van boven beschreven avontuurlijke programmering en de vrije ruimte voor ‘wild theaterzaad’. De groei aan fringe festivals is daar een reactie op, maar niet de oplossing. Zo ontstaat weer een nieuwe schil van alternatieve festivals.
Illustratief is de uitzending van het NOS-journaal op vrijdag 10 juni 2022, die de opening van Oerol op Terschelling aangreep voor een wervend nieuwsitem over de aftrap van het festivalseizoen. Dat er in de maanden daarvoor al een groot aantal festivals hun avontuurlijke programma aan de man hadden gebracht, was de nieuwsredactie ontgaan.
Daarnaast worden festivals steeds vaker speelbal van politieke discussies. Het mag op z’n minst curieus heten dat de Gemeente Heerlen tijdens de recente gemeenteraadsverkiezing in de stemwijzer een populistische vraag had opgenomen over het internationaal beeldend festival Cultura Nova: ‘Moet de gemeente minder geld uitgeven aan het theaterfestival Cultura Nova? Eens of oneens?’ Een festival wordt op die manier weggezet als carnaval voor de elite. Je kunt net zo goed in een stemwijzer kort door de bocht vragen of er meer of minder subsidie moet naar een pond tomaten of een kilo gehakt.
Georganiseerde onvoorspelbaarheid
De festivaldichtheid noopt hoe dan ook tot onderscheid. Evenementen zijn wezenlijk iets anders dan festivals. Opent de creatieve industrie een venster op de wereld en op nieuwe artistieke ontwikkelingen, of op horeca en commercie? Collectieve ervaringen en intieme belevenissen zullen voor mensen alleen maar belangrijker worden. Breng artistiek spannende werelden samen in informele arena’s. De georganiseerde onvoorspelbaarheid van festivals, met haar ontvankelijkheid voor hybride vormen, komt daaraan tegemoet. Erken de toenemende relevantie van festivals voor de ontwikkeling en toegankelijkheid van de podiumkunsten. Maak meer ruimte in de BIS om de kwaliteit en pluriformiteit van het Nederlandse festivallandschap eer aan te doen en de spreiding over het land ook daar te waarborgen; ontwerp een duurzaam en inclusief cultuurlandschap, zodat kunst en cultuur van (inter)nationale kwaliteit zich over alle regio’s kunnen verspreiden. En je op een klapstoel niet alleen tussen vakbroeders zit, maar tussen iedereen. Zoals in de buik van een vuilniswagen.
foto: De Volle Vuilkar, Jean Philipse
Leve de Festivals
De lobby om de innovatie kracht en kwaliteit van festivals serieus te erkennen kreeg een sterke impuls met het manifest Leve de festivals (2015), waarin een groot aantal organisaties (waaronder het Nederlands Theater Festival, de Nederlandse Dansdagen, Theaterfestival Boulevard en Into the Great Wide Open) pleitte voor een beter beleid ten aanzien van festivals in de Cultuurplanperiode 2017-2020. In maart 2016 ontstond De Verenigde Podiumkunstenfestivals, een informeel samenwerkingsverband waarin zo veel mogelijk genres en disciplines samen optrokken. Met vlugschriften, brieven en manifesten werd gezamenlijk gestreden voor een betere verankering van de rol, positie en betekenis van festivals in de culturele infrastructuur van Nederland. Zowel lokaal als nationaal, financieel als in beeldvorming. Uiteindelijk mocht het Fonds Podiumkunsten voor de Cultuurplanperiode 2017-2020 3,1 miljoen euro extra verdelen onder festivals, waardoor 23 positief beoordeelde festivals, die onder de streep waren beland, alsnog structurele subsidie ontvingen, zoals Eurosonic Noorderslag, Nederlands Theater Festival en Cultura Nova. Begin juni 2018 presenteerden de Verenigde Podiumkunstenfestivals, onder penvoering van Mark Hospers van Noorderzon, het pamflet ‘Festivals, geen ontkomen meer aan’, waarmee ze aandacht vroegen voor een positieve kijk op festivals en de belangrijke sleutel van de festivalisering in het denken over de hedendaagse hybride kunstensector. Inmiddels zijn de podiumkunstenfestivals van de zijlijn verhuisd naar de tafel met belangrijke subsidieverstrekkers en brancheverenigingen. In de huidige Cultuurplanperiode 2021-2024 is een groot aantal festivals verzekerd van meerjarige steun. Maar de positie van podiumkunstenfestivals blijft fragiel. Niet in de laatste plaats omdat festivals nog steeds met een te beperkt aantal zijn verankerd in de Basisinfrastructuur.
Verenigde Festivals
Op 18 mei 2020 sprak Koning Willem-Alexander tijdens een zoomgesprek met verschillende festivalorganisaties zijn waardering uit voor alle festivals in Nederland. Online sprak hij met directeuren van De Parade, Oerol, Wonderfeel, Holland Festival en van MOJO Concerts als organisator van vele festivals en concerten, deelde hun zorgen over de coronacrisis en realiseerde zich hoe belangrijk en verbindend festivals zijn. Hij benoemde dat festivals nieuwe vormen onderzoeken, bruikbaar voor de toekomst, en benadrukte het economische en sociaal-maatschappelijke belang van kunst. Het koninklijk hart onder de riem mocht vooral symbolisch zijn, het was een zoveelste bewijs hoe eensgezind De Verenigde Podiumkunstenfestivals – dat informeel samenwerkingsverband van meer dan 50 festivals, van Groningen tot Maastricht en van Den Haag tot Deventer – de afgelopen jaren heeft weten op te trekken. De Verenigde Podiumkunstenfestivals is landelijk aandacht blijven vragen voor het tekort aan meerjarig perspectief en financiële ruimte voor festivalaanvragers. In de huidige BasisInfrastructuur (BIS) behoort de regeling voor podiumkunstenfestivals tot de meest overvraagde.