Moeten de Theo d’Or en de Louis d’Or worden aangepast om ruimte te bieden aan spelers die zich niet als man of vrouw identificeren? Dat is geen onredelijke vraag, maar het zonder meer ‘ontgenderen’ van dergelijke prijzen is niet per se gunstig voor vrouwen, blijkt uit onderzoek van Theaterkrant. Van de niet gegenderde theaterprijzen wordt slechts iets meer dan een derde gewonnen door vrouwen.
Op het Theater Festival presenteert de VSCD een onderzoek naar de toekomst van de toneelprijzen. Hoe moeten we immers verder met prijzen voor acteurs en actrices in een theaterveld waarin er ook non-binaire of intersekse spelers zijn? Het Nederlands Film Festival schafte de aparte Gouden Kalveren voor acteurs en actrices radicaal af – en vervolgens wonnen vorig jaar alleen mannen. Dat hoeft niet heel veel verbazing te wekken: kunstprijzen staan helemaal aan het einde van de keten van productie en receptie. Wat niet wordt gemaakt, kan niet worden beloond. Adviesbureau Blueyard – dat het onderzoek voor de VSCD uitvoert – zal daarom een meerjarig traject voorstellen waarin de sector met zichzelf in gesprek gaat over de toekomst van de VSCD Toneelprijzen.
Maar de Theo en Louis d’Or mogen dan de meest prestigieuze prijzen zijn, het theater kent een groot aantal prijzen dat niet per se voor een man of een vrouw is. Hoe zit het bij die prijzen eigenlijk met de man/vrouw verhouding?
Ik keek naar de veertien belangrijkste niet-gegenderde theaterprijzen die niet voor producties bedoeld zijn. Dus bij de Gouden Krekels en Zwanen wél die voor de meest indrukwekkende podiumprestatie, en níet die voor de beste productie. Vervolgens turfde ik van alle winnaars in deze eeuw of het mannen of vrouwen waren. (Non-binaire winnaars heb ik niet gevonden.) Omdat sommige van de onderzochte prijzen uiteindelijk toch aan instellingen werden toegekend, maakte ik een geïnformeerde keuze: Via Rudolphi (Prosceniumprijs 2013), De Nieuwe Toneelbibliotheek (Prijs van de Kritiek 2016) en Rose Stories (Gieskes-Strijbis Podiumprijs 2018) zijn organisaties die nadrukkelijk geleid worden door vrouwen en tel ik als vrouw; De Warme Winkel (Regieprijs 2017), Schwalbe (BNG Nieuwe Theatermakers Prijs 2014) en Hotel Modern (Erik Vos Prijs 2002) zijn gemengd en tel ik als ‘beide’.
In totaal werden deze veertien prijzen tussen 2000 en 2021 aan 235 winnaars uitgereikt. Hiervan zijn er 129 man (bijna 55 procent) en 86 vrouw (minder dan 37 procent). 20 prijzen waren voor gemengde teams of samenwerkingen.
Een aantal dingen valt op. De cabaretprijzen Poelifinario en Neerlands Hoop zijn beide zeer uit evenwicht: mannen winnen beide prijzen 3 keer zo vaak als vrouwen. Nog ernstiger is het gesteld met de Toneelschrijfprijs: slechts twee vrouwen wonnen die deze eeuw – minder dan 10 procent van het totaal. Dit is in lijn met de in het voorgaande artikel geschetste achterstelling van vrouwelijke schrijvers.
De aanmoedingsprijzen als die van de BNG en de Erik Vos Prijs kennen juist een ruime meerderheid aan vrouwelijke winnaars, terwijl oeuvre-achtige prijzen zoals de Prosceniumprijs en de Prijs van de Kritiek juist vaker naar mannen gaan. Is dat een uiting van het glazen plafond in de kunstwereld, of geldt het adagium The future is female? Overigens is de dans hier een uitzondering: de oeuvreprijs Gouden Zwaan ging 10 keer naar een vrouw en 7 keer naar een man.
Jury’s moeten oordelen over het aanbod dat er is. In een landschap waarin vrouwen minder kansen krijgen, zul je dat terugzien in de winnaars van prijzen. Maar prijzen, als belangrijkste verdelingsmechanisme voor prestige in de kunst, hebben zelf ook weer grote invloed op wie kansen krijgt. Doorbreken van dit patroon vraagt meer kansen voor vrouwelijke makers én oplettende jury’s.