Eindelijk weer een volledig zomerseizoen! De grote theaterfestivals kunnen voor het eerst in drie jaar doorgaan zonder beperkingen. Het op elkaar gepakt een voorstelling zien in een duinpan, op een oude industrielocatie of in een circustentje voelt tegelijk bevrijdend en vertrouwd.
In deze zomereditie van Theaterkrant Magazine besteden we aandacht aan een aantal van deze buiten- en festivalvoorstellingen, bijvoorbeeld met het interview met Majd Mardo over ITA’s The Damned; het profiel van Ibelisse Guardia Ferragutti en Boukje Schweigman en hun voorstelling EROS; de reportage van Sander Janssens vanaf het Fries StraatFestival over de Belangenvereniging Buitentheater; en het interview met rapper Willem de Bruin (The Opposites) die zich met Spuug van God tot het theater bekeerde.
Daarnaast hebben we voor de vakantieweken – ik hoop van harte dat u er een paar heeft – ook een aardig aantal longreads. Dramaturg Remco van Rijn blikt terug op de lange carrière van Theu Boermans en pikte uit het repetitielokaal een paar scherpe elementen van zijn theatermethode op. Fransien van der Putt onderzocht het multi-zintuigelijke werk van Sarah van Lamsweerde, in wier werk de omgang met erfgoed – ook theatererfgoed – een belangrijke rol speelt. Simone Zeefuik sprak met Chrisje Comvalius – een gesprek dat heel eigenwijs nauwelijks gaat over haar lange en indrukwekkende carrière, maar des te meer over de mogelijke toekomst van het Nederlandse theater, waarin ze meer Zwarte regisseurs, dramaturgen en recensenten wenst.
Een extra-longread is ten slotte de diepgravende reportage die Marijn Lems schreef over de stand van zaken op een aantal theaterscholen rondom machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag. Hij sprak melders, een betrokken docent en schoolleiders over de snel veranderende mores, de grijze gebieden waar de protocollen nog niet op zijn toegerust en de kwetsbaarheid van studenten en docenten in deze overgangstijd. Het geeft een niet-sensationeel, maar al te menselijk beeld van de specifieke complexiteit van het kunstonderwijs, waarbij naast de vakinhoudelijke ontwikkeling van studenten ook hun persoonlijke ontwikkeling een doorslaggevende rol speelt. Tjeerd Posthuma wijst in zijn aanpalende stuk op het werk van de Engelse filosoof Amia Srinivasan die op een aantal punten enige zo vurig gewenste helderheid brengt in de relatie tussen docent en student.
In de weer grimmig gevulde rubriek Doek Valt deze editie aandacht voor onder anderen de onterecht bijna vergeten Kommer ’t Mannetje, de oud-zakelijk leider van Proloog die op een aantal momenten een stevige vinger in de pap heeft gehad bij het vormgeven van de toekomst van het Nederlandse theater. Daarnaast persoonlijke stukken van Ger Beukenkamp over Ineke Veenhoven, van Aram Adriaanse over Eric Schneider en van Freek van Duijn over Pim Wallis de Vries. Een speciaal saluut wil ik brengen aan Gijs de Lange – voor mij voor eeuwig verbonden aan zijn rol in Een soort Hades en zijn regie van Vertraagd Afscheid met Hans Kesting en Joop Admiraal, beide bij Toneelgroep Amsterdam. Gerardjan Rijnders schrijft zijn herinneringen aan hem.