Pijler van de samenleving is het vierde en laatste deel uit de Crashtest Ibsen-saga die Oerol nu al vier jaar in de ban houdt. Een einde in majeur voor Moeremans&sons, het collectief dat zich na deze tiendaagse op Terschelling onherroepelijk ontbindt. In een bucolisch landschap vol klaprozen dolt Rosa Van Leeuwen met de schaapjes, tokkelt […]
Een jongen ligt op zijn rug op het toneel. Hij knipt origami-figuurtjes uit een roze vel papier. Een scherm van wit gaasdoek scheidt hem van zijn ouders, die daarachter over hem praten. Tijdens hun spel worden de acteurs gefilmd door een cameraploeg. Hun beelden verschijnen live op een groot scherm boven het toneel. Op het scherm lijkt het alsof de jongen op de grond ligt tegenover zijn ouders. Het contrast tussen toneel- en filmbeeld suggereert dat de pratende ouders alleen bestaan in de verbeelding van de jongen.
Ibsen in one take is de vrucht van een bijzondere samenwerking tussen de Chinese regisseur Wang Chong en de Noorse schrijfster Oda Fiskum. De voorstelling beleefde zijn Nederlandse première tijdens Festival De Keuze van de Rotterdamse Schouwburg. Wang en Fiskum distilleerden personages, thema’s en dialogen uit alle 27 toneelstukken van Henrik Ibsen tot het levensverhaal van één moderne Chinese man. We zien hem als kleine jongen, als jongeman en aan het einde van zijn leven. Ibsen in one take is gemonteerd als een terugblik: oud, ziek en verzwakt ziet de man zijn leven in een serie flashbacks aan zich voorbij trekken. De drie laatste woorden van de titel verwijzen naar de filmhelft van de voorstelling, die live wordt opgenomen, achter elkaar door zonder onderbreking, laat staan montage. En ook, natuurlijk, naar de nieuwe puzzel die Wang en Fiskum hebben gelegd uit al die honderden stukjes Ibsen.
Door de combinatie van film en spel verdubbelt Wang de ruimte voor zijn eigen verbeelding, en daarmee ook voor die van ons. Wat we op het toneel zien, krijgt steeds en gelijktijdig een andere lading in zijn filmische weergave. Heel mooi is een scène aan het begin, wanneer de man als jongen op de grond zit en verschrikt opkijkt naar zijn vader die hem de huid volscheldt. Eerst doet hij dat recht in het gezicht van de jongen. Dan wisselt die ineens van plek, maar de vader blijft schelden in de richting van waar de jongen was. Op het doek blijven ze echter schijnbaar tegenover elkaar staan. Normaal gesproken is het de filmregisseur die aparte scènes, opgenomen op verschillende tijden en plaatsen, tot één vloeiend geheel monteert. In de scheldscène laat Wang de losse fragmenten ontstaan op het toneel – een fraai spel met de wetten van film en theater.
Het verhaal van de voorstelling is van alle tijden. De man groeit op als de speelbal van het onvermogen van zijn vader om een gevoelsband met zijn zoon aan te gaan. Krijgt pa zijn collega’s op bezoek, dan duwt hij de jongen naar voren als een prijsdier dat zijn armzalige kunstjes op de blokfluit mag vertonen. Zodra ze weer zijn vertrokken, krijgt hij de volle laag: ‘Je weet toch dat ik dat geluid niet kan uitstaan!’ Deze opvoeding leidt onvermijdelijk tot een mislukt huwelijk – de man kan zijn vrouw niet geven wat zijn vader hem onthield. De relatie blijft kinderloos; de vrouw wil bij hem weg, maar kan er maar niet toe komen daadwerkelijk te vertrekken. De man eindigt in een ziekenhuisbed, geterroriseerd door een botte verpleegster. Een meisje met gekleurde ballonnen kondigt zijn naderende einde aan.
De emotionele handicaps, het niet-luisteren, niet-zien en niet kunnen beslissen van de hoofdpersonen – het is allemaal herkenbaar pijnlijk Ibsen. Maar met hulp van zijn twee dimensies boetseert Wang uit dit materiaal ook, even herkenbaar, het China van nu. Kinderen die hun eigen weg geblokkeerd zien door de oude Chinese traditie dat zij voor hun ouders hebben te zorgen wanneer die oud en behoeftig zijn. Hun economische noodzaak dag en nacht te werken, waardoor zij vervreemd raken van hun geliefden.
De pijlsnelle scènewisselingen van de spelers, de cameramannen die met hun apparatuur rondsjouwen: behalve de voorstelling zelf ziet het publiek ook de eenvoudige middelen waarmee Wang die creëert. Dat geeft hem een even spannende als ontroerende kwetsbaarheid. Ibsen in one take is Von Triers Dogville op een slof en een ouwe voetbalschoen. Het enige wat wringt is de muziek van Zhang Yuelong. Die is heel mooi, maar ook wel heel luid.
Het einde is wonderschoon. De oude man ziet zichzelf en de anderen uit zijn leven voor een laatste keer opdoemen in kringen van licht. Op het moment dat hij ze wil omhelzen, verdwijnen ze in de duisternis. Witte rook neemt de scène in beslag. De lichtkringen voegen zich samen tot een pad waarover de oude de dood tegemoet loopt.