Revolutie der dieren: zo had de satirische roman Animal Farm (Boerderij der dieren, 1945) door George Orwell ook kunnen heten. En de ondertitel ‘A Fairy Story’ ofwel ‘Een sprookjesverhaal’ had kunnen luiden ‘Een grimmige parabel’. In elk geval, in de wereldpremière door De Nederlandse Opera als openingsvoorstelling van het Opera Forward Festival is van de rurale sfeer waarin Orwell zijn satire situeert niets te merken: de dierenboerderij is een slachthuis waarin de dieren opgesloten zijn in kooien. (meer…)
‘I am walking to a farm… to grow weed…’ Met een song als underscore sjokken vijf rustiek uitgedoste figuren een voor een het toneel op. Ze slepen met hooibalen, heffen een hooivork met microfoon, of hebben een monsterlijk varken onder de arm met aan hun zij een klein pianootje. In Farm Fatale zien we een clubje gehumaniseerde vogelverschrikkers in een wonderlijke wereld van verbeelding. Maar onder die verbeelding ligt een harde waarheid.
Op de Farm is alles artificieel. Tjirpende vogels, kwakende kikkers, ruisend graan – één klik op de afstandsbediening en een oorverdovende stilte treedt in. Vroeger, toen de vogelverschrikkers nog een functie hadden, verjoegen ze elke vogel die het waagde het graan van hun boer te eten. En nu? Hun boeren gingen failliet, stapten over naar megastallen, werden zelf lobbyist voor pesticiden – of werden veganist, wijnboer of pleegden zelfmoord. Wat rest zijn registraties van geluiden die staan voor de vergane wereld. En de vogelverschrikkers die ooit als afschrikking dienst deden? Zij doen nu verwoede pogingen de aarde te redden. ‘We are not scarecrows anymore: we are care-crows’.
De wereld van Philippe Quesne en de zijnen is een muzikale wereld van concreetheden en absurditeiten. Quesne, met opleiding en achtergrond in beeldende kunst en (decor)ontwerp (en de afgelopen vijftien jaar al eerder te zien in onder andere het Holland Festival en Noorderzon), creëert in eerste instantie in beelden. Maar die beelden staan nooit los van een engagement.
Concreet in Farm Fatale: we verramsjen met zijn allen onze aarde. De inwoners van de Farm zijn slachtoffer van automatisering in een wereld waarin hebzucht en technologie de bedrijvigheid van traditionele professies hebben vernield. Kapitalistische machinerieën en schaalvergroting zijn de schuld. De vogelverschrikkers vinden een nieuw houvast in het radiostation dat ze opgericht hebben en dat als rode lijn door de voorstelling loopt. Vol overgave protesteren ze tegen de veranderende wereld, zoekend naar een nieuwe betekenis in het leven en op de bres voor het behoud van de planeet.
En absurd? Quesne’s enscenering maakt de grimmige werkelijkheid lichter. Met prachtig groteske kostuums, stramme loopjes, stijve bewegingen en stemmetjes die geen specifieke gender verraden zijn de vogelverschrikkers absurd én menselijk. Opvallende stereotype karaktertrekjes strijden met menselijke zwakheden. Die strijd wordt gevat in serieuze overpeinzingen over de ecologische ramp die zich voltrekt. Al even serieus gevolgd door een grotesk pleidooi voor een nieuw thema voor de radioshow: het perspectief van de genetisch gemanipuleerde wortel. Haar perspectief is toch immers zwaar onderbelicht?
Ook de muziek draagt bij aan de humor (Félix Perdreau en alle spelers). Op ‘It’s not easy being green’ (origineel gezongen door Kermit de Kikker uit de Muppets, dat weer een persiflage is van ‘It’s not easy being me’ uit de 1980 film Popeye) valt een groen licht over het toneel. De lange uithalen van vogelverschrikker Russell doen denken aan Tom Waits. Het verluchtigt de bittere constatering over de werkelijkheid van groen. De performers van de avond (en meer acteurs van Philippe Quesne droegen bij aan de oorspronkelijke productie) spelen de sterren van de hemel: Gaëtan Vourc’h, Léo Gobin, Sebastien Jacobs, Nuno Lucas en Anne Steffens. Ondanks de beperkingen die maskers en kostuums hen opleggen.
De sterke aantrekkingskracht van de voorstelling ligt in een vertederende schoonheid van gekozen vormen. Ze zijn de verpakking van een boodschap over het megaprobleem dat we moeten oplossen: de destructie van onze aarde. Vogelverschrikker Pécuchet laat zich, na een pleidooi dat alleen gewelddadig activisme tot een oplossing kan leiden (‘schiet de buurman met zijn megastallen neer’), overtuigen door de rede van de anderen, die pleiten voor het geweldloze (‘maar laten we hem neerknallen met muziek’).
In alle lagen van de voorstelling kan een diepere betekenis gevonden worden zonder dat de performers deze tot expliciet activistisme maken. Het is een nieuwe vorm van absurdisme, oor en oog strelend maar de toeschouwer achterlatend met twijfel. We moeten zorg dragen voor de toekomst van onze wereld, zoals zij zorgdragen voor het gelegde ei dat daar in de voorstelling symbool voor staat. Die boodschap is duidelijk.
Foto: Martin Argyroglo