Het weer, we raken er niet over uitgepraat. Hier op Terschelling is het al vanaf de openingsdag consequent zeer warm en zonnig, wat de nodige verzuchtingen aan de eilandbezoeker ontlokt. Wie snakt naar de nodige variatie in het weer, kan terecht bij de akkers bij Oosterend, waar een IJslandse circustroupe ongeveer alle weertypes voor ons verbeeldingsoog tovert. (meer…)
Een wezen, dat het midden houdt tussen mens en machine, is de stoelen aan het stofzuigen waarop de toeschouwers plaatsnemen. Boven het podium gaan trekken op en neer. Een filter van een lamp dwarrelt uit de toneeltoren naar beneden. Een yeti-figuur van kluwen snoeren dwaalt over het podium en er klinkt een onheilspellende soundscore, met af en toe een mechanisch gebrul. De theaterzaal is in opstand en terecht: het gruis valt al uit de toneeltoren, een lange houdbaarheidsdatum heeft-ie niet meer.
In Indoor Weather van theatermaker Bosse Provoost en beeldend kunstenaar Ezra Veldhuis is het niet de performer die de theaterzaal beteugelt, maar de theaterzaal die de performer beteugelt. Spelers zijn bijrollen en het toneel zelf – of liever gezegd: de hele ‘theatermachine’ van techniek, trekken, licht, geluid en rook – is hier de protagonist, en ‘vertolkt’ in deze voorstelling een ecologische ramp die zich langzaam maar zeker voltrekt. Dat doet-ie met alles wat een theaterzaal in zich heeft.
Het klinkt misschien als de (of een) nieuwe voorstelling van Jetse Batelaan, maar daarvoor neemt deze al te hermetische voorstelling, die zondagavond op het Spring Performing Arts Festival in Utrecht te zien was, zichzelf veel te serieus. In een consequent duistere scenografie is Indoor Weather een uur lang vooral veel van hetzelfde. Veel meer dan dat de mens ook maar nietig is, temidden van alle technologie, communiceert het niet. Dat is een wat teleurstellende eindscore voor een uur toneel.
Vier performers – Nathan Ooms, Kristien de Proost, Lobke Leirens, Benjamin Cools; allen in ander stadium van mutatie van mens naar machine – doen verwoede pogingen die rebellerende zaal onder controle te krijgen. Bijvoorbeeld door te dansen, (deels onverstaanbare) poëzie te prevelen, met een stok op de vloer te slaan, of met grote, betekenisvolle armbewegingen de dansende trekken te dirigeren. Het baat natuurlijk niets.
Ondanks dat er ook voortdurend van alles achter, naast en boven je gebeurt, word je als toeschouwer geen onderdeel van het transformerende theater. Het mooist is de verstilde bewegingssequentie van Nathan Ooms, tegen het einde van de voorstelling, als een laatste stuiptrekking van de mens, voordat de zaal hem definitief opslokt. Die heeft hem allang niet meer nodig: ook zonder performers gaat het theater nog even door met de vertolking van de catastrofe.
Foto: Laura Van Severen