Wie is Ada? In Peter Middendorps even meeslepende als onthutsende roman Jij bent van mij (2018) blijft ze in nevelen gehuld. Ja, ze is de echtgenote van Tille Storkema, dat weten we. Boer Storkema is de man die op een nacht het huis verlaat voor een fietstocht en dan in een weiland de zestienjarige Rosalinde verkracht en vermoordt. (meer…)
Drie actrices zitten naast elkaar op krukjes op het voortoneel. Ze zijn uitgedost in kleurrijke kostuums. Het toneel is leeg. Ze kijken het publiek aan en beginnen te spreken. In een virtuoze, kronkelende tekst van Magne van den Berg nemen Lotte Dunselberg, Marjolein Ley en Alejandra Theus (onder de vleugels van Mevrouw Ogterop Producties) je mee in de dilemma’s van de hedendaagse actrice.Wat hebben ze te zeggen? Wat mag, kun en wil je zeggen, wanneer het je beroep is om andermans teksten uit te spreken?
Ik stond in een kutvoorstelling maar mijn haar zat wel heel goed is een relaas over en tegen de ongelijke man- en vrouwverdelingen in het toneelwezen. De regisseurs en schrijvers zijn vaak nog mannelijk en bepalen met een handzwaai wat een actrice zegt en doet. De kleine zaal is de vrijplaats om te zeggen wat je in het normale leven niet kunt zeggen, zegt de regisseur, maar nu zijn de actrices eens aan het woord. Dus wat hebben zij te zeggen? Alles en niets en alles daartussenin. Ze vinden de tekst niet goed en dat hebben ze gezegd ook. Ze houden van de schrijver en ze haten hem. Ze zijn gewoon eerlijk naar elkaar. Ze zijn zo bang dat ze dit voor altijd moeten blijven doen. Ze papegaaien na wat de regisseur, schrijver, dramaturg, publiciteitsmedewerker en kostuumstagiaire zeggen en verdraaien dat dan weer. Alle clichés van alle artistiek betrokkenen komen voorbij, worden ontkracht, bevestigd, herhaald, ontkend en opnieuw uitgesproken.
Magne van den Berg levert met deze tekst een klein meesterwerk af. Haar dialoog wringt zich in onmogelijke bochten, het is een vlechtwerk van woorden dat steeds terugkoppelt en inhaakt op wat al is gezegd. Tegelijkertijd wordt de rode draad nooit uit het oog verloren. De thema’s zijn kristalhelder, zonder dat ze ooit té concreet worden of geen ruimte meer openlaten voor eigen interpretaties. Van den Berg schroomt verder ook niet om meta te worden, want met vette knipogen verwijst de voorstelling toch vooral naar zichzelf.
Geen eenvoudige tekst, maar dit is waar Dunselman, Ley en Theus (in eindregie van Mara van Vlijmen) in uitblinken. Moeiteloos nemen ze hun publiek mee door dit doolhof. Door hun spel klein te houden – pas op driekwart van de voorstelling komen ze echt van hun krukjes af – blijft de focus op hun voortkabbelende dialoog. Naarmate de vertwijfeling van wat ze nu eigenlijk te zeggen hebben groeit, groeien ook de emoties en de (fysieke) bewegingen. Het spel blijft dienstbaar aan de tekst, maar juist die ingetogenheid komt de inhoud ten goede.
De voorstelling is volledig geënt op deze twee elementen: de tekst en de actrices. Er zijn geen rekwisieten, geen decor, geen handvatten in spel. Ook de ‘dagboeken’ die de actrices af en toe op toneel vinden, worden gemimed. Zoals ze zelf toelichten, zij zijn het materiaal, zij maken het stuk. De kostuums benadrukken dit. Alle drie dragen ze onderdelen en fragmenten die afkomstig lijken van andere kostuums, andere teksten, andere personages. De doorschijnende panty’s en de ongemakkelijke plooikragen tonen daarbij ook op slimme wijze de (male) gaze die hen heeft aangekleed. Ze zijn een ratjetoe van wat anderen willen dat ze zijn; prachtig vormgegeven door Freja Roelofs.
De voorstelling schijnt daarbij dus een licht op de constructies, rollen en conventies binnen het maakproces van een toneelstuk. In hoeverre deze verdeling daadwerkelijk nog zo ouderwets is in hedendaags theaterveld, zeker in (kleinezaal)toneel waarin minder tekstueel of meer collectief wordt gewerkt, mag in het midden worden gelaten. De voorstelling toont geen rauwe werkelijkheid, maar een geromantiseerd beeld, en, belangrijker: kritiek daarop.
Ik stond in een kutvoorstelling maar mijn haar zat wel heel goed wordt nooit een volledige, diepgaande aanklacht tegen de systematische ongelijkheid tussen man en vrouw in het toneel. De tekst vlakt daarvoor te veel scherpe randjes af. Soms voelt het alsof er daar een schot voor open doel wordt gemist: de voorstelling had zeker baat gehad bij een bepaalde spanning.
Voor een avond activisme ben je hierbij aan het verkeerde adres. Expliciet feministische of politieke boodschappen moeten het veld ruimen voor een meer tijdloos absurdisme. Uiteindelijk is dat dan ook precies waar de kracht van de voorstelling ligt: het is een steengoede tekst, steengoed uitgevoerd.
Foto: Sanne Peper